(voor Moniek van der Kroef)
Uit het oog, uit het hart
Ja, dit is dan het luidkeels vals gezongen lied
Waar je zo bang voor was. Barbaars valt het
Met de deur in huis, nee gooit de ruiten in.
Want nog lang niet het wrange vaarwel
Waarvoor men eerst een kuil laat graven
Of de ovens opstookt. Welaan, we leven nog.
Geen lamenterende doedelzak dus
Noch de sopraan die zingt: vergeet mij niet
Vergeet mijn lot maar. Vandaag nog niet.
Vandaag speel ik monter Bachs ingetogen
Cello Suite 5 in C mineur, want ach
Een toefje droefheid mag toch, Van der Kroef?
Net als de namen die niemand gek genoeg meer kent.
Jonathan Mann, Janherman Veenker, Joseph Scheich,
Martijn Verbrugge. Vergeten, maar ik noem ze hier gerust.
Van hen leerden we: geen aidsbestrijding
Zonder mensenrechten, geen emancipatie
Zonder aidsbestrijding, wees brutaal en altijd blijven lachen.
Uit het oog uit het hart zingt het koor familiaal
Daar gaapt het zwarte gat.
Ja, de diepte wacht maar jij intussen lacht.
Daar op de bodem van de put immers
Waar een slimme alchemist huist
Daar in de diepte houdt zich de ziel schuil.
Waar jij-ja-jij substantie in licht verandert
Waar jouw pen woorden blaast
Uit het hart uit het hoofd.
Aidsbestrijding als ademhaling.
Je ademt in je ademt uit
Je geeft je neemt.
Daar waar de strijkstok muziek
Uit de snaren streelt
Het penseel de kleuren bijeenveegt.
De wolken zijn dan al niet meer
Van de winter maar lentewolken
En jij gaat weg. En wij gaan niet mee.
Antony Oomen
21.III/2013
Amsterdam