Maskerade.
Enige tijd geleden was ik in Hong Kong. Daar viel me van alles op. Onder andere dat men er stukken beter gekleed over straat gaat dan bij ons en dat men er lijkt opgevoed in veel vriendelijker, aardiger omgangsvormen dan de onze.
Wie zich hier jarenlang verbijsterd achter de oren krabde over mallotige pleidooien van de vrijwillige kledingpolitie voor een verbod op ‘gezichtsbedekkende kleding’ stelt terstond vast: te Hong Kong wordt deze discussie niet gevoerd, of is dan toch tenminste in het voordeel van de gelaatbedekkers beslecht. In de Hong Kong Commercial Daily stond nimmer deze Volkskrant-zin te lezen: ‘In de openbare ruimte kan de politie ten behoeve van identificatie gelasten de gezichtsbedekkende kleding af te leggen. Wie deze kleding draagt, voldoet niet aan de eisen voor een bijstandsuitkering.’
Bijstandsuitkeringen bestaan er niet in Hong Kong, evenmin als andere vormen van sociale zekerheid. Misschien dat daarom er geen enkel taboe bestaat voor politieagenten, kantoor- en winkelbedienden, bus- en metroreizigers, oud en jong, man of vrouw om in de openbare ruimte te pas en te onpas een mondkapje te dragen, ter preventie van verkoudheden en andere luchtweginfecties.
Het nut van deze vorm van ziektepreventie staat niet onomstotelijk vast. Integendeel, volgens de Wereld Gezondheid Organisatie is het nut van mondkapjes bij een griepuitbraak nooit aangetoond en kan verkeerd gebruik van een mondkapje de verspreiding zelfs versnellen: ‘Het regelmatig wassen van handen, en dan het liefst met een desinfecterende zeep, is een veel effectiever middel om verspreiding te voorkomen.’ Verkeerd gebruik van een mondkapje, daarbij kun je je van alles liever maar niet voorstellen.
Toen ik enige tijd geleden een proefballonnetje opliet en me in onze bedrijfskantine hardop afvroeg hoe mijn collega’s zouden reageren als ik op het werk een mondkapje zou gaan dragen, was het antwoord vrij onbarmhartig: ‘Ik denk dat je dan de risee wordt van de organisatie.’ Dat viel even tegen, was ik dat dan nog niet?
In onze gezellige maar ook niet geheel van roddel, venijn en achterklap vrije organisatie zal ik binnenkort wel hartelijk worden uitgelachen zodra men mij met mijn mondkapje in het vizier krijgt. Ik neem ook zonder meer aan dat het dan geen enkele zin heeft om te vragen of men als hygiënische tegenprestatie voortaan ‘het regelmatig wassen van handen, en dan het liefst met een desinfecterende zeep’ in praktijk wil gaan brengen. Evenmin verwacht ik enige compassie na een uitleg als deze:
‘Mijn longen zijn ten gevolge van een ernstige ziekte, maar zeker ook verergerd door jarenlang roken, ernstig beschadigd. En wel dusdanig dat ik het al enkele decennia moet stellen met een feitelijke longcapaciteit van flink onder de 40 procent. Elke luchtweginfectie leidt tot verdere afname van longfunctie.’
Het effect van deze beperking valt trouwens na te bootsen door met een klem op de neus de hele dag door een rietje in de mond adem te halen. Probeer het eens, het heeft velerlei voordelen: je leert je verplaatsen in de kortademige ander, je ziet er minstens even belachelijk uit als die ander en met wat geluk en wijsheid stop je dan ook meteen maar met roken. Het kan niet op. Maar het kan altijd beter.
Antony Oomen
8.III/2013
Amsterdam