(voor Jasper Oomen)
Bloedverwanten.
Toen het leek dat we je
in je eentje de zee,
de woeste zee op stuurden
en wel wisten dat je
slaags zou raken met
serpenten en demonen,
toen hebben we je niet
alleen gelaten, alleen,
we konden niet mee.
We verzamelden ons op stranden
en aan kusten: bakens, vuurtorens,
hoorns in de mist.
Steeds tuurden we in de nacht,
hielden de wacht en dan wisten wij:
hij komt terug, gehavend
misschien, ongebroken.
Gelouterd en heel.
Het bloed kruipt waar
het niet gaan kan.
De haven blijft altijd in zicht.
Antony Oomen
24.XI/2012
Amsterdam