Brie­ven van de Hei­de­heu­vel III – à table!

Gepubliceerd op

— Geplaatst in brieven, proza

Brie­ven van de Hei­de­heu­vel III – à table!
 
 
Geliefde vriend,

Aller­eerst har­te­lijk dank voor je bezoek aan mij en het prach­tige zomer­boe­ket dat je mee­bracht, je had dat niet hoe­ven doen. Veel dank vooral aan je vrouw – wier idee dit stel­lig was. Doe haar en de kin­de­ren de vrien­de­lijk­ste groe­ten van mij. Ik hoop zó jul­lie alle­maal spoe­dig weer in mijn eigen huis in de stad te mogen ont­van­gen voor een copi­eus maal, met nazit in de rook­ka­mer, rond de open haard.

Klas­sieke en bui­ten­ge­woon genoeg­lijke avon­den zijn dat steeds, met een vleugje los­ban­dig­heid. Ik ver­heug mij erop! Wel doe je er ver­stan­dig aan je lief­tal­lige echt­ge­note erop voor te berei­den dat zij voort­aan in mijn huis geen sigaar meer kan opste­ken. De art­sen hier ont­ra­den mij elke bloot­stel­ling aan tabaks­rook en ik ben voor­ne­mens mij aan alle leef­re­gels te hou­den die me wor­den aan­be­vo­len. Ik heb dus het roken afge­zwo­ren en zij doet er goed aan dat ook te doen. Ik waag te voor­spel­len dat dit ook de inti­mi­teit van jul­lie huwe­lijk ten goede zal komen!

Zoals je weet, is het mijn vaste gewoonte om ’s och­tends voor dag en dauw in alle rust een wan­de­ling te maken. Het ver­frist het lichaam, maar meer nog de geest. Al wan­de­lend ordent zich voor het gees­tes­oog zo de dag die aan­breekt. Je kunt nu al mer­ken dat de zomer ten einde loopt: slui­ers van nevel zwe­ven hier boven de gazons en het licht van de vroege zon lijkt har­der en wit­ter. Van­mor­gen in alle vroegte wer­den mijn over­pein­zin­gen abrupt ver­stoord, want op een afstand van nog geen vijf­tien meter stond ik opeens oog in oog met een ree­bok, die mij met grote ogen even ver­won­derd aan­keek als ik hem. Het was de eer­ste keer dat ik in deze con­treien groot wild zag en dan nog zo dicht­bij – had ik nu mijn jacht­ge­weer maar bij me!

(Ach, de prach­tige dub­bel­loops Brow­ning, die ik van mijn groot­va­der kreeg voor mijn der­tiende ver­jaar­dag. Samen met het ket­ting­hor­loge, dat hij op zijn der­tiende van zijn moe­der had gekre­gen, mij bij een bru­tale inbraak ont­sto­len. Nu heb ik niets meer uit zijn erfe­nis, op een oude geha­vende duim­stok na, die ik ooit in het jacht­huis vond en die hij daar moest heb­ben achtergelaten.)

En had jij je wijn nog maar, voeg ik daar – zon­der leed­ver­maak – dade­lijk aan toe. Dan had­den jij en ik pas een leuk par­tij­tje kun­nen heb­ben eer­daags! Ik had er zeker wat jong vrouw­volk bij weten te ron­se­len. Jaze­ker, ik mag dan tij­de­lijk naar een sche­mer­ge­bied bui­ten de alle­daagse wer­ke­lijk­heid zijn ver­ban­nen, mij heeft per post­duif onmid­del­lijk de tij­ding bereikt van de tegen­spoed die jou heeft getrof­fen op jul­lie cha­teau te Frank­rijk. Je hele wijn­kel­der leeg­ge­roofd! – geluk­kig ver­schaft mijn ver­blijf hier mij een water­dicht alibi…

Het water loopt me in de mond, ree­rug met gevulde appels uit groot­moe­ders boom­gaard. Bij gevo­gelte oppas­sen dat er geen hagel tus­sen je tan­den komt. Aan jou, goede vriend, om er de pas­sende wij­nen bij uit te zoe­ken. Aan deze din­gen denk ik als wij geza­men­lijk aan tafel gaan, hier op de Hei­de­heu­vel. Maar hier zijn de wijn­gla­zen gevuld met water en is het voed­sel niet bereid in een keu­ken, maar in een ruimte die keu­ken heet en waarin een mag­ne­tro­ni­sche oven staat, die het eten opwarmt dat van­uit een onbe­stemde vader­landse loca­tie kant en klaar wordt aangeleverd.

Dat het spijs­ver­te­rings­pro­ces in de mond begint, lijdt geen twij­fel. Ik heb het hier inmid­dels vaak genoeg met eigen ogen aan­schouwd. Doch anders dan jij heb ik geen zwakke maag, maar wel een iet­wat zie­ke­lijke belang­stel­ling voor het eigenaardige.

Zo is mij al lang gele­den opge­val­len dat veel men­sen (vaak vrou­wen) graag met volle mond pra­ten, ja, zelfs wach­ten met pra­ten tot­dat zij een (te) grote hap voed­sel in de mond heb­ben geno­men, zodat je met de beste wil van de wereld niet meer ver­staat wat voor belang­wek­kends ze te mel­den heb­ben. Ik hoed me er wel om voor in zo’n geval te vra­gen ‘par­don, wat zei u?’ want meestal kauwt iemand dan eerst smak­kend de ook nog half geo­pende mond leeg, schept daarna weer een kolos­sale mond­vol naar bin­nen, om dan het reeds ver­woorde opnieuw te for­mu­le­ren. Hier heb ik inmid­dels geleerd dat het in zo’n geval vol­staat glim­la­chend zijn weer­zin in te slik­ken en begrip­vol te knik­ken, mee­wa­rig het hoofd te schud­den, of des­noods te ant­woor­den met het reeds behan­delde, een­vou­dige doch ambi­gue ‘ja, ja.’

Jouw ver­wijt aan mij altijd voor­af­gaande aan een jacht­ban­ket zo’n enorme heisa te maken over de tafel­schik­king (‘je bent toch geen wijf’), welnu, dat heeft hier­mee te maken. Ik stel me uit­slui­tend voor hoe iemand eet en spreekt, wat voor gelui­den hij of zij daar­bij maakt en of dat voor de tegen­over­ge­ze­ten per­soon al dan niet draag­lijk of tot last is en kom zo tot de onpro­to­col­laire orde­ning, die een­ie­der altijd zo ver­rast. Hier in de kli­niek ech­ter heb ik geen mede­zeg­gen­schap over de tafel­schik­king, wie het eerst komt, die het eerst maalt. Maalt!

Genoeg! Ik had mij nu juist voor­ge­no­men in deze brief jouw vra­gen te beant­woor­den met betrek­king tot de behan­de­lin­gen die ik hier onderga en de te ver­wach­ten duur van mijn ver­blijf hier. Ik beloof plech­tig dat ik deze onder­wer­pen in mijn vol­gende brief zal behan­de­len, op een zo waar­dig doch onbe­schroomd moge­lijke wijze.

Nog even geduld, goede vriend. Wel­dra breekt het jacht­sei­zoen weer aan. Hope­lijk wordt tegen die tijd ook dui­de­lijk wat mij pre­cies scheelt en hoe lang ik hier nog zal moe­ten blij­ven. In elk geval hoop ik dan aan jouw zijde te staan om de eer­ste patrij­zen uit de lucht te knallen.

Rest mij jou en je dier­ba­ren mijn warm­ste gevoe­lens van vriend­schap over te bren­gen, je
 

Antony Oomen
5.IX/2010
Amsterdam

 

PS – Tot jouw gerust­stel­ling: ik heb hier nog nie­mand aan tafel luid­keels horen boe­ren – wel werd een­maal het des­sert, die dag bestaande uit ver­pakte ijs­jes, ver­wel­komd met een luid gejuich en gerof­fel van bestek op de tafel.