Corona-dag­boek VIII

Gepubliceerd op

— Geplaatst in opstellen, proza

( Dit opstel werd op 14 okto­ber 2020 gepu­bli­ceerd op Medium )

 
Corona-dag­boek VIII
 
 
1 – jeu-de-boules
zater­dag 12 sep­tem­ber 2020

Van­mor­gen kostte het me even moeite om tot me door te laten drin­gen dat het zater­dag was. Er nadert een korte nazo­mer. Toch is mijn gemoed zwaar en dat komt vooral door de gebeur­te­nis van de afge­lo­pen week: op 10 sep­tem­ber liet het woon­zorg­cen­trum waar mijn moe­der een zelf­stan­dig appar­te­ment bewoont weten dat er weer ‘enkele’ covid19-infec­ties zijn gevon­den bij zowel bewo­ners als per­so­neel en dat ze per direct het cen­trum weer afgren­de­len van de bui­ten­we­reld. Dat gaat 14 dagen duren. Nie­mand erin of eruit, geen man­tel­zorg, geen huis­hou­de­lijke hulp. Ieder­een moet zoveel moge­lijk bin­nen de eigen woning blijven.

Er komt een tent ‘aan de zij­kant van het pand, ter hoogte van de jeu-de-bou­les­baan’, waar fami­lie en man­tel­zor­gers op vaste dagen bood­schap­pen of was­goed kun­nen neer­zet­ten. ‘Geluk­kig,’ zegt moe­der, ‘had­den je zus en ik nog net op tijd een hoop bood­schap­pen gedaan. Ik kan nog wel even vooruit.’

Dit jam­mer­lijke fiasco laat in een noten­dop zien wat er de afge­lo­pen maan­den is gebeurd, of lie­ver, niet is gebeurd. Na het ver­soe­pe­len van de – suc­ces­volle – rela­tief strenge coron­a­maat­re­ge­len, is ieder­een, ik ook, lang­zaam maar zeker weer terug­ge­gaan naar het ‘oude nor­maal’. Mis­schien snap­ten we intel­lec­tu­eel wel dat in dat nor­maal nou pre­cies de oor­zaak van deze en vol­gende pan­de­mieën te vin­den is, maar de nei­ging terug te keren naar het ver­trouwde, bekende, zit zo fun­da­men­teel in onze aard dat we er geen ver­weer tegen hadden.

En dus moe­ten we de les over­doen, tot­dat we snap­pen dat we per direct en voor lange tijd onze leef­stijl moe­ten ver­an­de­ren. Anthony Fauci, die door som­mi­gen wel honend de Ame­ri­kaanse Jaap van Dis­sel is genoemd, waar­schuwde deze week nog maar eens: Ame­ri­ka­nen, waar dan ook, moe­ten hun manier van leven ver­an­de­ren. En wel meteen.

Dat geldt natuur­lijk niet alleen voor Ame­ri­ka­nen. Wij ook. Maar de situ­a­tie waarin Ame­rika ver­keert is vele malen bedroe­ven­der dan de onze. Daar staat een patho­lo­gi­sche gek aan het roer, wat de situ­a­tie onbe­heers­baar maakt, en daar is maar één reme­die tegen: dat heer­schap moet, met zijn per­verse kliek van kont­krui­pers en hie­len­lik­kers van het toneel ver­dwij­nen. Voor­goed. Goed­schiks, of kwaadschiks.
 
 
2 – videobellen
maan­dag 14 sep­tem­ber 2020

Eer­gis­te­ren ont­dekte ik in de brief van moe­ders woon­zorg­cen­trum het aan­bod van video­bel­len. Ik heb met­een een afspraak gemaakt voor een beeld­vi­site met moe­der. ‘Je zult wel schrik­ken van hoe ik eruit­zie,’ rea­geerde moe­der, maar aan haar stem hoorde ik dat het voor­uit­zicht van ons weer­zien haar blij maakte.

Gis­te­ren maak­ten TL en ik een fiets­tochtje door de stad. In het Von­del­park zag en hoorde ik din­gen die ik nog niet wist. Zo ligt er een Pater van Kils­donk-brug over een sloot mid­den in een cruisezone. 

Ver­won­der­lij­ker vond ik de ont­dek­king dat de hals­band­par­kie­ten in het Von­del­park een andere taal (of dia­lect) spre­ken dan hun fami­lie­le­den in de Jor­daan. Ik had dit ook al eens in het Cata­laanse Sit­ges ont­dekt, waar deze vogels echt een heel ander geluid laten horen dan in Amster­dam. Maar dat de klan­ken zelfs bin­nen Amster­dam zo hoor­baar zou­den ver­schil­len, had ik niet kun­nen beden­ken. De Von­del­park-papa­gaai spreekt met een dui­de­lijk vibrato. Is dat bekak­ter mis­schien? Voe­len ze zich soms beter dan hun Jor­da­nese broe­ders en zus­ters, van­wege de buurt?

Daar­straks met moe­der gevi­deo­beld. Tevo­ren had een mede­wer­ker mij al tele­fo­nisch geïn­for­meerd over de ophef­fing van de vorige week opge­legde beper­kin­gen. Vanaf van­daag mogen de bewo­ners gewoon weer bezoek krij­gen. Ik mocht het goede nieuws ver­tel­len, en groot waren de ver­won­de­ring en de blijd­schap die op moe­ders gezicht ston­den te lezen.

Even later kwam er een aan­vul­lende mail: de beper­kin­gen zijn toch weer maar beperkt opge­he­ven. Je wordt er ture­luurs van…

dins­dag 15 sep­tem­ber 2020

Van­nacht slecht gesla­pen. Het hui­len staat me nader dan het lachen. Dat er zo wordt gejo­jood met mijn moe­der (en alle andere bewo­ners van ver­zor­gings- en ver­pleeg­hui­zen, maakt me moe­de­loos. Aan alles is te mer­ken dat het haar te veel wordt: het dui­zelt haar, naar eigen zeg­gen, sinds die lock­down haar vorige week onver­wacht werd opgelegd.

Van­daag is het Prins­jes­dag en doet het ‘mond­kapje’ offi­ci­eel zijn entree in Den Haag. Voor de Troon­rede-plech­tig­heid, voor de gele­gen­heid ver­plaatst van de Rid­der­zaal naar de Grote Kerk, is een spe­ci­aal mond-neus­mas­ker gemaakt voor de geno­dig­den. Een col­lec­tors item.

 
 
3 – vakantie
vrij­dag 18 sep­tem­ber 2020

Ik loop ach­ter met mijn dag­boek. In deze zin ligt de kern van mijn hui­dige leven beslo­ten, waarin dagen zich vor­me­loos aan­een­rij­gen, bij vla­gen de inhoud ervan ver­scha­melt en steeds min­der de moeite waard valt te boekstaven.

Om daar ver­an­de­ring in te bren­gen heb­ben we voor een aan­tal dagen een kamer gehuurd in de bos­sen bij Goirle, om daar enkele dagen in de nabij­heid van moe­der te kun­nen ver­toe­ven, haar te bezoe­ken en mee uit te nemen. Het is teke­nend dat zij zich op dat voor­uit­zicht nog niet kan ver­heu­gen. Ik leef bij de dag, zegt moeder. 

Intus­sen heb ik zeer vreemde dro­men. Van­nacht raakte ik ver­zeild in het pied-à-terre dat Hil­lary Clin­ton bleek te bewo­nen ver­bor­gen ‘ach­ter Para­diso’ (wat natuur­lijk weer niet Para­diso was, etc.) waar ze in ano­ni­mi­teit kon ver­blij­ven en ont­vang­sten hield. Eerst was ik de enige gast en hielp haar met huis­hou­de­lijke klus­jes zoals de was ophan­gen, later kwa­men ook men­sen uit de vader­landse en inter­na­ti­o­nale beau-monde bin­nen en schonk de gast­vrouw haar gas­ten glaas­jes wodka. Ze kletste met ieder­een maar had voor nie­mand oog. Steeds schoot me te bin­nen ik moet vriend E. bel­len, zeg­gen dat ie onmid­del­lijk komt. E. is een groot bewon­de­raar van Hil­lary en hij zou me nooit ver­ge­ven dat ik hem niet had uit­ge­no­digd. Dat had best gekund, ze zou het niet heb­ben gemerkt. Toch voelde ik heel secuur aan dat ik niet tot uit­no­di­gen gerech­tigd was, dat ik slechts aan de peri­fe­rie van deze recep­tie een bij­rol­le­tje mocht ver­vul­len. En zelfs dat voelde steeds onge­mak­ke­lij­ker naar­mate het druk­ker werd, zeker nadat ook Bill was gear­ri­veerd, met wie ik heel kort een onder­onsje had, maar die even­min oprecht leek te zijn geïn­te­res­seerd. Ook van Hil­lary was me al opge­val­len dat ze alleen in zich­zelf was geïn­te­res­seerd en niet één belang­stel­lende vraag had gesteld. Later zag ik haar samen met een cha­pe­ronne, geheel gehuld in een wijd kleur­rijk gewaad en geslui­erd, naar de glas­bak gaan. In deze out­fit was ze totaal onher­ken­baar, maar niet voor mij. 

Iets anders. Zie­len­pijn was het woord dat vriend S. opperde toen ik mijn hui­dige gees­tes­toe­stand beschreef. Ik kan niet goed uit de voe­ten met dat woord. Het doet me toch te veel aan ‘huid­hon­ger’ den­ken, wat ik zon­der meer een vies woord vind. Je hoort het weer vaak sinds het begin van de covid-cri­sis. Zelf zou ik dan huid­hun­ke­ring heb­ben geïn­tro­du­ceerd, maar bedoeld wordt natuur­lijk het ver­lan­gen naar licha­me­lijke inti­mi­teit en lust. In plaats van zie­len­pijn ziel­zucht, of nee, zielsverdriet.

zater­dag 19 sep­tem­ber 2020

Gis­te­ren een inge­laste ‘pers­con­fe­ren­tie’ van pre­mier Rutte. Niets nieuws te mel­den. Velen menen dat er nog niet zo veel aan de hand is in ver­ge­lij­king tot maart, april. Zij ver­ge­ten te ver­ge­lij­ken met febru­ari, toen de tel­ler nog op 0 stond, maar er al vele dui­zen­den infec­ties rond­waar­den, even­als nu vooral onder jongeren.

Ik heb geen vakan­tie­ge­voel. Toch gaan we er even drie dagen tus­sen­uit. Mag je Amster­dam wel uit, vraagt moe­der. Ik heb nog niet gehoord dat de toe­gangs­we­gen zijn afge­zet. Ik trek voort­aan mijn eigen plan. Ik weet hoe ik me moet gedra­gen om virus­over­dracht te voorkomen.

Was het maar even mak­ke­lijk om depres­si­vi­teit tegen te gaan. Onze mini­va­kan­tie is een blind expe­ri­ment. Ik neem voor de zeker­heid een boek mee, al lukt het me bijna niet meer om te lezen. Ik ver­lang naar stilte.
 
 
4 – een mooi leven
vrij­dag 2 okto­ber 2020

Er is veel gebeurd. Waar te begin­nen? Op dit moment dui­zelt het me. We heb­ben een heel leuke mini­va­kan­tie gehad met moe­der, ander­halve week gele­den alweer. Het was prach­tig nazomerweer.

‘Je moet het heb­ben aan­ge­voeld,’ zegt moe­der nu. Wel­nee, zeg ik, ik leef al jaren vol­gens de opvat­ting dat uit­stel ris­kant is als je moe­der al zo oud is. Boven­dien wil­den we bij je in de buurt zijn, zeg ik, fijne uit­stap­jes met je maken, je opvro­lij­ken na de lood­zware maan­den dat je hebt gele­den onder de gevol­gen van de covid-19-pandemie.

Ander­halve week later ligt moe­der in bed – aan het einde van haar latijn.

Een leven lang heb ik gade­ge­sla­gen hoe vrien­den en fami­lie hun ouders ver­lie­zen, zelf heb ik mijn vader ver­lo­ren, en ach­teraf heeft hun afwe­zig­heid een bijna van­zelf­spre­kend karak­ter gekregen.

De vaders en moe­ders die er niet meer zijn, ze zijn niet ver­dwe­nen, ik her­ken ze mak­ke­lijk in hun kinderen.

Nu is mijn eigen moe­der ster­vende. En ik kan me maar niet aan de indruk ont­trek­ken, dat ik steeds niet goed heb opge­let, dat ik iets heb gemist.

Moe­der, zo fra­giel, zo kwets­baar, maar scherp van geest als altijd zegt moe­der reso­luut en fier: het is goed zo – ik heb een mooi leven... Niet: ik heb een mooi leven gehad, nee, ik heb een mooi leven.
 
 
5 – op leven en dood
zon­dag 4 okto­ber 2020

‘Ik heb een mooi leven.’ Toen ik het moe­der van de week hoorde zeg­gen tegen de huis­arts her­in­nerde ze mij aan een inzicht dat ik lang gele­den (vriend F. zou zeg­gen ‘toen aids nog leuk was’) kreeg, name­lijk dat men­sen die wij toen als ster­vende beschouw­den, zich­zelf hele­maal niet zo zagen: ze leef­den! Tot­dat ze op zeker moment toch doodgingen.

Dat blijkt ook nu wel weer, want nadat de inwen­dige bloe­din­gen spon­taan zijn gestopt, her­wint moe­der weer wat ener­gie en blijft ze ook moe en bed­le­ge­rig een opper­best humeur hou­den. Opmer­ke­lijk. Ze leeft nog.

Tik Lun en ik heb­ben hier de nacht door­ge­bracht. Het was een kalme nacht en nu het licht wordt en bui­ten vogels begin­nen te zin­gen, kan ik maar niet aan de indruk ont­ko­men dat moe­der hele­maal niet dood­gaat, althans niet heel snel.

Dat ook zij ster­fe­lijk is moet eerst nog maar eens bewe­zen wor­den, om met Harry Mulisch te spreken.

Benieuwd hoe zij daar­te­gen aan­kijkt. Haar geest is zo sterk en trots en weet nog van geen wij­ken. Ik vind dat fijn.

Ik blijf van­avond en van­nacht nog hier. Mor­gen terug naar Amster­dam om op krach­ten te komen. We leven even bij de dag. Ik vind het een zware tijd, dat mag ieder­een gerust weten.
 
 
6 – adem
maan­dag 6 okto­ber ’20

Gis­te­ren weer naar huis geko­men. Ik voel de (niet eens zo grote) afstand en me daar­door ner­veus. Ter­wijl ik aan­dach­tig pro­beer te wer­ken, gie­ren me bij vla­gen de zenu­wen door het lijf. Bui­ten is het herfst en in mijn hoofd ook. Daar klin­ken Lodei­zens dichtregels

maar,
bij het komen van de herfst is hij weggegaan
nu ben ik zelf niet meer want ik ben meegegaan

Ik ben hier, in Amster­dam, maar ook daar, in Goirle; tege­lijk zit ik te wer­ken aan mijn eigen keu­ken­ta­fel en naast mijn moe­ders bed mij­me­rend over wat ons moge­lijk boven het hoofd hangt.

Ik ver­telde moe­der eer­gis­te­ren dat het hor­loge van vader, dat zij me op mijn zes­tig­ste ver­jaar­dag cadeau deed, een bui­ten­ge­woon nauw­keu­rig uur­werk, ineens om twee uur ’s nachts was blij­ven stil­staan. ‘Als ik maar blijf lopen,’ grapte ze, om er ern­sti­ger aan toe te voe­gen: ‘Ik wil eigen­lijk nog niet weg… Ik hoop dat nog wat mag blij­ven...’ God, wat hoop ik dat ook!

13:00 uur

Ik heb op de bank naar Miles Davis lig­gen luis­te­ren en ben daar­bij in slaap geval­len. Dat doet de ‘Musings of Miles’ geen recht, maar de mijne en mijn gemoeds­rust wel.

We medi­te­ren nog elke dag samen, moe­der en ik, als ik in Amster­dam ben met behulp van de mobiele tele­foon op spea­ker van een aan­we­zige broer of zus. Tien minu­ten tot een kwar­tier, alle aan­dacht op de adem, ina­de­ming, uit­a­de­ming, van moment tot moment.

Elk moment bewust van de natuur­lijke, nor­male adem. Tot aan haar laat­ste zucht, die niet veraf meer is.
 
 
7 – moederdagboek
woens­dag 7 okto­ber 2020

Dat iemand denkt dat dit dag­boek tij­de­lijk beter Moe­der­dag­boek kan heten, begrijp ik wel. Maar bedenk dan dat zon­der de coron­a­pan­de­mie, en zon­der de manier waarop onze samen­le­ving een totaal over­bo­dige tweede coro­na­golf over zich heeft afge­roe­pen, kop­pig en eigen­wijs, zelf­zuch­tig en ogen­schijn­lijk gewe­ten­loos, dat dan ook het onver­wachte ster­vens­pro­ces van mijn moe­der ons wel­is­waar niet min­der zwaar, maar toch heel anders zou zijn overkomen.

We had­den min­der beper­kin­gen gehad, min­der op onze hoede hoe­ven zijn en meer onver­mengde aan­dacht voor deze ont­zag­lijke gebeur­te­nis kun­nen heb­ben. Nu ligt voort­du­rend het risico op de loer dat wij bij gebrek aan voor­zich­tig­heid een nieuwe uit­braak in het woon-zorg­com­plex waar moe­der woont ver­oor­za­ken, of zelf ziek wor­den en dood­gaan. Dat mag niet gebeu­ren. Dat zou moe­der niet goedvinden.

Wie mij kent, of mijn essay-in-wor­ding over vriend­schap heeft mee­ge­le­zen, weet dat de schrik die me nu bij vla­gen over­valt, de angst en ner­vo­si­teit, gele­gen is in mijn vroege kin­der­tijd. De paniek, moe­der is weg, komt zij terug of blijft ze voor­goed weg?

Een gevoel dat weer­klinkt in het aan­grij­pende num­mer ‘Ain’t no Suns­hine’ van Bill Withers:

“Ain’t no suns­hine when she’s gone
And she’s always gone too long
Any­time she goes away
[…] Won­der this time where she’s gone
Won­der if she’s gone to stay”

(Moe­der zegt: ik ben bang dat ik deze keer niet terug­kom. Nu lachen we er nog om.)

Ik heb in de loop van mijn leven die kleine vier­ja­rige weten te vin­den en kan hem tegen­woor­dig beter troos­ten dan hij inder­tijd getroost is. Kalm maar, ventje, moe­der komt altijd terug, ik weet het zeker, ik beloof het. Zij is er altijd.

don­der­dag 8 okto­ber 2020

Laat ik voor­op­stel­len dat ik me bevoor­recht voel: niet ieder­een krijgt de gele­gen­heid om zo aan­dach­tig, zorg­vul­dig en gelei­de­lijk afscheid te nemen van zijn ouders en dan nog op zijn (bijna) pen­si­oen­ge­rech­tigde leeftijd.

Mij schiet een uit­spraak van Arthur Scho­pen­hauer te bin­nen: ‘Het afne­men van alle krach­ten, bij het toe­ne­men van de ouder­dom is stel­lig zeer droe­vig, maar het is nood­za­ke­lijk, daar anders de dood te zwaar zou vallen.’

Toch is hier ook veel geduld bij nodig, een eigen­schap die mij niet aan­ge­bo­ren is, maar die ik tel­kens – gedul­dig – moet bevech­ten op mijn temperament.

‘Als jij dan ook nog iets gaat zeg­gen, wil je het dan kort houden?’
‘Ik weet niet of dat gaat luk­ken hoor. Vond je het bij onze pa te lang of te veel?’
‘Dat her­in­ner ik me eigen­lijk niet goed. Wel kreeg ik later van alle kan­ten com­pli­men­ten over de mooie uitvaart.’
‘Nou dan.’
‘Kun je het niet vast opschrij­ven en aan me voor­le­zen? Dan kan ik het goedkeuren.’
‘Typisch dat je dat vraagt. David heeft me van­mor­gen ook al aan­ge­ra­den om je nog een laat­ste brief te schrij­ven en je op je sterf­bed voor te lezen. Ik denk dat ik dat maar eens ga proberen.’

Mis­schien kun­nen we je hele begra­fe­nis nog even oefe­nen, een gene­rale repe­ti­tie, dacht ik spot­tend, maar die gedachte durfde ik niet uit te spre­ken in dit intieme moment.

Ook dacht ik bezwe­rend: zolang ik aan die brief schrijf, zolang houd ik mijn moe­der in leven.
 
 
8 – terminaal
vrij­dag 9 okto­ber 2020

Ik was ver­ge­ten hoe licha­me­lijk het is, het dood­gaan van een van je ouders, niet alleen voor de ster­vende maar hoe je ook het in elke vezel van je eigen lijf kunt voelen.

Toen mijn vader bijna negen jaar gele­den over­leed, werd ik het op 95 km afstand gewaar. Dat gelooft natuur­lijk geen mens en toch is het waar. Ik schrok ineens wak­ker toen ik voelde dat er iets ver­an­derde aan of in mijn lichaam. Iets ging weg. Even later ging de telefoon…

Ik hoorde dat de dok­ter bij moe­der is langs geweest, die vast­stelde: ‘het ter­mi­nale is er wel vanaf...’ – hij vindt dat moe­der er goed uit­ziet. Ik kan alleen bea­men dat ze men­taal niet eens zo veel aan veer­kracht heeft inge­boet maar dat ze wel enorm is ver­ma­gerd en verzwakt.

Twee dagen Amster­dam heb­ben me goed­ge­daan, al blijft de afstand hin­der­lijk voelbaar.

Net terug een avond­wan­de­ling stel ik vast: de Amster­dam­mer heeft niet de flexi­bi­li­teit en de rug­gen­graat van mijn oude moe­der. Op de vrij­dag­avond­ter­ras­sen die wij voor­bij­lie­pen is er hele­maal niks aan de hand: ieder­een loopt mekaar te hug­gen, knuf­fe­len en kus­sen dat het een aard heeft, men zit aan aan­een gescho­ven tafel­tjes en aan elkaar. Het is Fri­day night, als van­ouds koortsachtig.

Sym­bool van Hol­lands fei­len: op het Hugo de Groot­plein zien we op een ter­ras­ta­fel­tje een grote bak met bor­rel­nootjes waar ieder­een zon­der naden­ken in graait en van snaait. Je gelooft het niet en toch kijk je er niet van op. Hygi­ëne is niet de sterk­ste cul­tu­rele ver­wor­ven­heid in Neder­land. Ieder­een weet allang dat er in zulke bak­ken met gra­tis snacks ook de e‑colibacterie huist tus­sen aller­lei andere micro­ben, maar wat kan ons sche­len, daar word je sterk van, zo bouw je weer­stand op.

zater­dag 10 okto­ber 2020

20:10 op 10.10.2020. Van­daag weer bij moe­der gear­ri­veerd voor een week­end. Toen we bin­nen­kwa­men, viel ons direct op hoe­veel beter ze er alweer uit­zag, ze zat op de rand van haar bed, had net een soepje op en keek gui­tig uit haar ogen. Ineens is de dood weer op afstand gezet, althans daar heeft het alle schijn van, en ze schijnt er enorme schik in de heb­ben om de man met de zeis weer om de tuin te heb­ben geleid. Magere Hein is hier nog niet welkom.

Dit week­end pro­beer ik daarom samen met moe­der een plan te beden­ken voor het vei­lig ‘afscha­len’ van de inten­sieve 24-uurs­man­tel­zorg die we de afge­lo­pen weken heb­ben opge­tuigd. Moe­der wil gerust weer meer alleen gela­ten wor­den, en voor je het weet bon­jourt ze ieder­een weer het huis uit.

Maar nu op zater­dag­avond, ter­wijl zij lek­ker ligt te rus­ten en ik lees en schrijf en naar Lang Lang luis­ter die Cho­pin speelt kan wei­nig mij deren. Al is de onrust nog niet hele­maal uit mijn lijf, opluch­ting is mij ten deel gevallen.
 
 
9 – lazarus
maan­dag 13 okto­ber 2020

Gis­te­ren ben ik bui­ten­ge­woon ver­moeid terug­ge­keerd uit Goirle, waar moe­der dage­lijks juist wat voor­uit­gang lijkt te boe­ken. Gis­te­ren was ze voor het eerst weer op en in de kle­ren, wat met­een al heel anders ‘oogt’, min­der ziek, min­der patiënt.

Moe­der was bezorgd voor het gesprek dat we had­den met haar ver­van­gende zorg­co­ör­di­na­tor. Een deel van onze 24-uurs-man­tel­zorg heb­ben we nu over­ge­dra­gen aan de pro­fes­si­o­nals van de Gul­den­ak­ker, onze fami­lien­acht­dienst is (tij­de­lijk) opge­schort. Logisch dat moe­der ner­veus is.

In het week­end moest ik vaak terug­den­ken aan hal­ver­wege de jaren ’90 toen we jon­gens en man­nen ken­den die leef­den in de harde zeker­heid dat hun dood aan­staande was. Ineens zagen zij door betere behan­de­ling van hiv hun levens­ver­wach­ting kan­te­len, toe­ne­men. Dit ‘laza­rus­ef­fect’ zoals Sven Dan­ner het inder­tijd noemde zorgde toen voor veel gees­te­lijke aan­pas­sings­pro­ble­ma­tiek, zowel bij de aids­pa­ti­ënt zelf als in zijn per­soon­lijke omgeving.

Intus­sen han­gen ons niet alleen ziekte en dood boven het hoofd – alsof dat niet al genoeg is – maar ook het covid-fiasco van de Neder­landse over­heid. Van­avond komt er weer een pers­con­fe­ren­tie. Een aan­tal onder­de­len is voorspelbaar.

Er zal geen andere bena­de­ring wor­den aan­ge­kon­digd maar alleen repres­sieve reac­tieve maat­re­ge­len getrof­fen, die vooral de horeca ver­der ineen doen stor­ten. Wederom zal in het oog sprin­gen dat ze het bij VWS niet snap­pen. Hugo de Jonge zal niet zijn aftre­den aan­kon­di­gen, noch zal Rutte Jaap van Dis­sel de wacht aan­zeg­gen, ter­wijl beide daden wel dege­lijk sig­ni­fi­cant effect zou­den heb­ben. Mond­neus­mas­kers zul­len slechts ter­loops ter sprake komen, niet zozeer meer geri­di­cu­li­seerd, maar even­min ver­plicht gesteld.

Sym­bo­lisch voor de bericht­ge­ving over covid-19 was een NOS-nieuws­uit­zen­ding gis­te­ren, waarin een frag­ment van Zon­dag met Lubach waarin Arjen Lubach pleitte voor de Ierse aan­pak en deze uit­legt: lokaal nauw­ge­zet moni­to­ren, bij toe­name staps­ge­wijs opscha­len van de maat­re­ge­len. Trans­pa­rant en begrij­pe­lijk en boven­dien geen wil­le­keur maar eenduidigheid. 

Natuur­lijk gaan we in Neder­land Ier­land niet navolgen.

Ik sluit niet uit, ster­ker, ik ver­wacht dat ook de woon­zorg­cen­tra in Neder­land op enig moment in de nabije weer op slot zul­len gaan. Ik hoop nog niet van­daag. Van­daag is een door­de­weekse dag. We leren elke dag wat bij. Onze belang­rijk­ste les­sen gaan als het goed is over men­se­lijke waar­dig­heid, onzelf­zuch­tig­heid en mededogen.

We heb­ben mis­schien al geleerd dat het hui­dige moment het doel is geweest van ons hele leven tot nu toe – en dus het waar­de­vol­ste moment van ons leven.

Het is alweer voor­bij, een nieuw moment neemt zijn plaats in.
 
 
10 – Kafka>
dins­dag 13 okto­ber 2020

Het is avond en de zwets­con­fe­ren­tie is weer voor­bij; ik heb er een stukje van gezien maar toen ik De Jonge hoorde zeg­gen ‘het virus is niet vat­baar voor dis­cus­sie’ heb ik ogen­blik­ke­lijk de tv uit­ge­zet. Ik kan er niet meer tegen. De voor­spel­baar­heid. Die hou­ding. De gemakzucht.

Het stui­tendst is dat in die voor­stel­ling voor twee heren en een doven­tolk nie­mand ver­ant­woor­ding aflegt voor het fiasco dat ze zo niet heb­ben gecre­ëerd, dan toch lank­moe­dig heb­ben laten ont­staan. Geen woord over hoe het zover heeft kun­nen komen, anders dan dat ‘we’ het heb­ben laten lopen, het ligt aan ons. ‘Wij met zijn allen’ bete­kent uit de mond van Rutte en De Jonge ‘jul­lie met zijn allen’. Jul­lie heb­ben niet geluis­terd, je best niet gedaan, je niet in kun­nen hou­den, een grote bek opge­zet. Jul­lie zijn een klo­te­volk (niet te ver­war­ren met kloot­jes­volk. Jul­lie had­den beter moe­ten weten. Wie niet horen wil moet maar voelen.

Ik ga Kafka lezen. “Je bent vrij en daarom voel je je ver­lo­ren.” Maar “dik­wijls is het beter geke­tend te zijn dan vrij.

 

Antony Oomen
14.X/2020
Amsterdam

 

Foto – Paolo Ben­dandi