Brieven van de Heideheuvel I – Ja, ja
Sta mij toe allereerst naar uw welzijn te informeren, zowel in het geestelijke als op lichamelijk vlak. Ik ga ervan uit dat het u als vanouds aan niets ontbeert, al zijn wij natuurlijk geen van beiden er de persoon naar om veel woorden vuil te maken aan de ongemakken en aandoeningen die ons somtijds parten spelen. (Immers, vinden wij dat niet even onwelvoeglijk als het praten over financiële kwesties, huwelijksaangelegenheden of erger: zaken de menselijke seksualiteit betreffende?)
Hoe anders is dat hier op de Heideheuvel, waar ik zoals u weet voor enkele dagen in een herstellingsoord ben neergestreken om wat aan te sterken van een kleine kwaal aan de luchtwegen. (Het mag geen naam hebben. Ik hoop en verwacht dat ik bij ons eerstvolgende weerzien geheel genezen zal zijn en met u weer onder het genot van een voortreffelijke Monte Cristo het glas zal kunnen heffen op een onbekommerde toekomst.) Neen, hier in het sanatorium lijkt men geen enkele aarzeling te kennen om bij elke gelegenheid die zich voordoet, liefst doorspekt met beeldende details, het te hebben over het eigen lichaam en zijn functies – of dat van anderen wanneer zij niet in de buurt zijn. Ik zou er een bloemlezing van ongebreideldheid van kunnen aanleggen, even humoristisch als huiveringwekkend, en doe dat wellicht ook nog eens, louter als tijdverdrijf in dit oord waar de tijd tot stilstand lijkt te zijn gebracht.
Wees maar niet bevreesd, goede vriend, ik ken de zwakte van uw maag, en begrip van goede smaak gebiedt mij die niet op de proef te stellen.
Toch zijn mij eigenaardigheden opgevallen aan de alhier gebruikelijke, ietwat onbeholpen wijze van converseren die ik wel met u wil delen. Veel ‘gesprekken’ gaan hier over het weer, over ‘de politiek’ (en dan vooral over de wijze waarop deze zijn zakken vult ten koste van ons, ‘gewone’ mensen, een vrij simplistische doch niet onterechte analyse natuurlijk) of vormen uitwisselingen van informatie waarvan het nut niet meteen duidelijk wordt. Zo kan men te weten komen hoe er in de ene Nederlandse gemeente weer heel andere regelingen gelden voor het ophalen van het huisafval dan in andere en hetzelfde geldt alweer voor het openbaar vervoer: is ergens het ene vervoersbewijs nog wel in zwang, elders heeft het zijn geldigheid al verloren ten koste van iets geheel nieuws. Veel ongenoegen wordt geventileerd over het dagprogramma, dat natuurlijk louter is ontworpen om eenieder het leven zuur te maken, ach, het zal u allemaal niet verbazen.
Maar wat te denken van de curieuze gewoonte om nagenoeg elke handeling vergezeld te doen gaan van een beschrijving van deze handeling? Gaat iemand zitten, dan hoort men uit diens mond: ‘Ik ga even zitten, hoor,’ niet zelden zodra het zitvlak eenmaal de zitting van de stoel heeft bereikt nog gevolgd door de vaststelling: ‘hè, hè, ik zit.’ Even eerder had zo iemand bij voorbeeld het vertrek verlaten met de toelichting ‘even koffie halen,’ een opmerking waaraan met enige goede wil nog een strekking van beleefdheid kon worden toegeschreven, maar thans hoor je de zelfde amechtige stem aankondigen: ‘Lekker veel suiker in de koffie,’ en warempel, de daad bij het woord gevoegd wordt er volop suiker in de koffie gestrooid. ‘Ik lust er gerust een koekje bij,’ graait de hand al in de koektrommel, ‘weet je wat, ik neem er twee.’ ‘Even het nieuws zien,’ wordt van afstand de televisie aangezet. (Van zich lopend voortbewegen houdt men hier niet erg, daarvan raak je maar buiten adem en die adem heb je hard nodig om de hele dag de eigen gedragingen te beschrijven, te mopperen en meningen te debiteren, elkaar op hoge toon vliegen af te vangen: ‘Nee, dat klopt niet, de bus vertrekt helemaal niet om tien voor, maar om negen minuten voor het hele én het halve uur!’
Kort geleden voegde zich in zo’n alledaagse huiskamersituatie mevrouw M. bij het gezelschap, een dame wier gespreksstof tot dusver enkel uit humorloze vileine achterklap en boosaardige duidingen van het gedrag van medepatiënten had bestaan. (Ik geef toe, mijn waarde, deze brief moet niet veel langer worden, of ik…)
Nu schuift zij bedachtzaam zwijgend aan, kijkt triomfantelijk de kring rond en spreekt dan, op adem gekomen, met klem de woorden: ‘Ja, ja.’ Zomaar pardoes een dubbele bevestiging, maar waarvan, dat weet niemand.
Moge het u en de uwen goed blijven gaan. Met vriendschappelijke groet,
Antony Oomen
26.VIII/2010
Amsterdam
PS – Jawel, er bestaat wel degelijk vileine roddel met humor, en inderdaad, dat komt mij minder erg voor.