( Dit opstel werd op 23 juli 2020 gepubliceerd op Medium )
Corona-dagboek V
1 – haperen
In de huidige fase van de Covid-19-pandemie… Ik zag vanmorgen live op het NOS-journaal de nieuwslezeres onwel worden terwijl ze het weer begon voor te lezen… Het is vandaag grijs, druilerig en nat… Serieus, wat doe ik hier...
We kunnen het zeker over het weer hebben, een veilig onderwerp. Boeren klagen altijd over het weer. Boeren zijn dan ook geen veilig onderwerp...
Moeder zegt: wat hebben ze het toch slecht die boeren, moet je die enorme machines eens zien...
Bij een van de boerenopstanden in het noorden des lands was een grote groep zwarte pieten aanwezig zag ik op het nieuws...
Zwarte piet, dystopisch schertsfiguur van onze tijd, confederatievlag op de modderschuit der Lage Landen...
2 – kunst en ruimte
Eergisteren leidde onze wandeling door de Jordaan, over het Damrak, de Prins Hendrikkade, via de Hoogte Kadijk naar de Plantage Doklaan, waar zich de Dokhuis Gallerie bevindt. We gingen er het laatste werk van Rachid Ben Ali bekijken, die ik nog van vroeger ken, uit de Roxy of zo, en met wie ik sinds kort weer contact heb, ja, via Facebook. Zijn werk maakte altijd indruk op me, maar ik geef meteen toe dat ik niet meer dan een intuïtief begrip ervan heb. Ik mag dan een kunstliefhebber zijn, een groot kunstkenner ben ik zeker niet.
Ook onderweg keek ik mijn ogen uit, vooral op de terugweg, langs de Hortus, het Wertheimpark, de Portugese Synagoge, De Blauwbrug, de Herengracht en Leliegracht. De terugweg was beduidend korter dan heen. Onmiskenbaar is overal hunkering te zien naar een normaal, vrolijk zomers leven. Eindelijk is vrijdag de zon weer gaan schijnen en dat is meteen te zien op straat.
De afgelopen regenachtige weken had ik het vaak te doen met de horecaondernemers, mag je eindelijk weer wat, wordt het kloteweer...
Sommige terrassen zijn erop vooruitgegaan door een nieuwe, ruimere indeling, andere hebben niet eens gepoogd om de anderhalve-meterregel door te voeren. Ik kijk er met afgrijzen naar, maar loop door.
Overal zitten de terrassen vol en toeristen zijn ook weer volop aanwezig. Alles lijkt op het eerste gezicht weer vertrouwd gewoon. Het heeft echter iets krampachtigs.
3 – moeder
Zondag. De lucht is nog steeds onwaarschijnlijk helderblauw. Azuurblauw noemde mijn moeder het gisteren. Zij geniet van het blauw en van de wolken.
Moeder is een wrak. Drie maanden eenzame opsluiting hebben haar gesloopt.
Moeder ziet de toekomst somber in. Of preciezer: ze verwacht van de toekomst geen genoegen meer. Een gevoel dat ik ken van mijn depressies.
Enkele weken geleden bezochten we haar ook en hadden enkele van de bloeiende planten uit de nalatenschap van buurman L. meegebracht om haar wat op te vrolijken. ‘Ik moet je iets bekennen,’ zei ze een paar dagen later, ‘ik heb je planten aan je zus meegegeven.’ Moeder wilde niet elke dag aan de ontijdige dood van L. worden herinnerd. Ik begrijp dat.
Vandaag haalt mijn oudste broer haar op en neemt haar voor de lunch mee naar zijn huis, dat tevens ons ouderlijk huis is. Sinds het begin van de corona-catastrofe is dit de eerste keer dat moeder meer dan 700 meter van huis zal zijn, de eerste keer dat ze weer in een auto zit en ergens mee naartoe mag.
Hopelijk beleeft ze er plezier aan en krijgt ze het gevoel weer mee te doen, mee te tellen.
Het ergste dat we onze ouderen aandoen is die akelige, hardvochtige, impliciete boodschap: jij hebt afgedaan. Het wordt zelden of nooit hardop gezegd, maar de boodschap komt evengoed aan, genadeloos.
Totdat zij er zelf in gaan geloven.
4 – verdriet
Voor het eerst is het er weer, het onbestemde gevoel van verdriet, dat zich ergens diep in mij verbergt als een ingehouden snik. De sensatie die ik twee jaar geleden beschreef in mijn gedicht November. (Ik herinner me hoe de moeder van M. erdoor geraakt was toen ik het haar voorlas, een herinnering die me ontroert.)
Misschien komt het doordat ik me wat ziek voel gisteren en vandaag, misschien zijn het de ontroerende foto’s die mijn broer me gisteren toestuurde van mijn sterk vermagerde moeder met in haar arm haar jongste achterkleinkind, zijn kleinzoon J., die het hebben getriggerd.
Zo nu en dan vraag ik moeder om haar dag, haar algehele toestand een cijfer te geven. Moeder waardeerde haar zondag gisteravond met een 8.
In de publieke boekenkast op de hoek vond ik Judas, van Astrid Holleeder. Ik heb het meegenomen en ben het nu maar meteen aan het lezen.
Waarom de Brandenburgse Concerten van Bach volmaakte maandagmorgenmuziek zijn weet ik niet. Misschien stamt dit ook uit de kindertijd toen het eerste deel van Concert no. 4 regelmatig te horen was bij de Arbeidsvitaminen, een radioprogramma dat al sinds 1946 bestaat en dat mijn moeder steevast op had staan terwijl ze de maaltijden van de dag voorbereidde.
Een cocktail van Bach en Holleeder, met net iets te veel sterke koffie, ziehier mijn maandagmorgen, zo is het dus met mij gesteld.
5 – maskerade
Dat mondneusmaskers, in de volksmond mondkapjes genoemd, een effectief preventiemiddel zijn om virusoverdracht via de lucht mee tegen te gaan is inmiddels genoegzaam aangetoond. Met epidemiologische data, met laboratoriumtesten en met grootschalig gebruik in de praktijk.
Ik herinner aan de kromme redeneringen waarmee de Nederlandse overheid het gebruik ervan door de bevolking probeerde te ontmoedigen: ze werkten niet, integendeel zelfs, ze zorgden juist voor meer overdracht, met uitzondering dan bij mensen werkzaam in de zorg, specifiek in ziekenhuizen – niet in verzorgingstehuizen – voor wie ze juist onontbeerlijke bescherming boden.
Eerder schreef ik al hoe doorzichtig die ambtelijke beuzelarij was: het was van meet af aan duidelijk dat het nationale contra-advies werd ingegeven door schaarste ten gevolge van bezuinigingen en kwalijk slechte voorbereiding op een pandemie.
Het programma Nieuwsuur liet dat gisteren nog eens feilloos zien, daarmee nog een veel groter probleem boven water trekkend: de corrumperende relatie tussen het RIVM en VWS. Wetenschap hoort onafhankelijk te zijn en niet gecontroleerd door de politiek of door ambtenaren met een politieke agenda. Ik kan me daar kwaad over maken.
Het wordt in deze rottijd steeds ongemakkelijker om gelijk te krijgen. Het vervelendst is wel dat je met kritiek op de beleidsmakers meteen in de verdachte hoek belandt van populisten en virusdwazen. Om die reden alleen al zou men moeten pleiten voor een onafhankelijk onderzoek (liefst een parlementaire enquête) naar de hele covid19-respons, van (gebrek aan) preparedness tot en met alles wat er tussen januari en nu heeft plaatsgevonden. Ik ben beroepshalve vooral geïnteresseerd in de communicatie en voorlichting, de politieke agenda’s en de mate van onafhankelijkheid van de deskundigen.
Dat Hugo de Jonge het nu nog te vroeg noemt voor een onderzoek of evaluatie is veelzeggend. Hij is net lijsttrekker van het CDA geworden en de uitkomsten van zo’n onderzoek zullen zijn populariteit, voor zover die bestaat, rap ondermijnen. Het zou me zelfs niet verbazen als hij op dit dossier nog eens een motie van wantrouwen aan zijn broek krijgt.
6 – buren
Zaterdagavond. Buurvrouw A. leek het een goed idee om met de omwonende buren van het Tuinplein weer eens gezellig te borrelen aan het einde van de middag. Nou ben ik de beroerdste niet en wil ik best even aanschuiven, maar meestal is het na een halfuurtje wel weer mooi geweest.
Dat heb ik met veel feestjes trouwens, maar bij ons in de Jordaan is alles altijd veel erger; het is en blijft mentaal een benepen achterbuurt. Die buurtfeestjes, ik kom er steevast vandaan met het gevoel dat ik wil verhuizen, en wel onmiddellijk en zover mogelijk. Weg uit de Jordaan, soms zelfs weg uit Amsterdam.
Sinds ik hier woon ben ik gaandeweg gaan geloven in buurtkarma. Spoken van weleer waren hier nog volop voelbaar rond.
In een huis schuin aan de overkant zijn ooit twee samenwonende KLM-stewardessen dood aangetroffen na een overdosis harddrugs. Later werd het gerenoveerd maar vervolgens geteisterd door jarenlang huiselijk geweld, totdat de coke-verslaafde huisvader het gezin verliet.
In het huis van mijn directe buren, dat voor de renovatie in de jaren ‘80 een leegstaand krot zonder ramen was, zijn naar verluid verschillende jonge mensen gewelddadig aan hun einde gekomen. Maar ook sinds de buurt is opgeknapt – en in de ogen van de oorspronkelijke Jordanees dus flink achteruitgegaan – vallen er nog geregeld drugs- en zelfmoorddoden, waaronder mijn buurjongen L. die als kind in dat opgeknapte huis was komen wonen met zijn moeder en broertje. (In dat huis was het altijd koud herinner ik me van toen ik er nog weleens over de vloer kwam.)
Dit doodstijding kwam de buurvrouw van de andere kant ons destijds triomfantelijk meedelen als ‘goed nieuws’. Mededogen en empathie zijn zo schaars hier, aan het Tuinplein. Of is dat in de hele stad zo? Valt het hier misschien alleen maar op omdat iedereen elkaar kent en roddelt dat het een aard heeft?
‘Erg hè!’ is een veelgehoorde uitroep wanneer men op straat elkaar de laatste nieuwtjes mededeelt.
7 – depressie
Het zal aandachtige beschouwers van mijn corona-mijmeringen niet zijn ontgaan: de laatste maand ben ik onderhevig geweest aan een ferme depressie. Dit weekend werd ik eindelijk gewaar dat het de goede kant op gaat.
Vriend S. had me een tip aan de hand gedaan: elke dag een cijfer geven aan je gemoedstoestand. Datafreak als ik de laatste maanden ben geworden, ben ik die cijfers in een grafiek gaan zetten. De methode is als volgt: ’s morgens bij de eerste koffie geef ik de dag bij voorbaat intuïtief een cijfer en corrigeer de score van de dag ervoor, naar boven of beneden, beide komt voor. Na wat ups en downs zie nu toch een licht stijgende lijn.
Ik heb besloten om mijn nieuwsintake aangaande de Amerikaanse verkiezingen voortaan te beperken tot Andy Borowitz and Sarah Cooper.
Binnenkort ga ik bij wijze van experiment mijn Facebook-account enkele dagen uitzetten. Ik was dit al van plan tijdens de Nationale Republikeinse Conventie te doen, van 24 tot 27 augustus, maar het kan geen kwaad om te oefenen, bijvoorbeeld in het weekeinde. Als Trump wordt herkozen, mag ik van mijzelf al mijn sociale media sluiten en ga dat dan ook doen.
Deze maatregelen moeten ervoor zorgen dat ik mijn gemoedstoestand weet op te vijzelen naar een voldoende. Ik heb goede hoop.
8 – bomen, akkers en de mens
Wonderlijk hoe actueel literatuur uit de eerste helft van de vorige eeuw is als je die leest in het huidige tijdsgewricht, waarin onzekerheden en vrees voor toekomstige rampen ons dagelijkse leven weer volop beheersen en oude verhoudingen en patronen voorgoed op de schopstoel gaan.
Ik had dit gevoel laatst bij Joseph Roth en nu weer bij Sándor Márais De Nacht voor de Scheiding uit 1935. Op zich stemt dat hoopgevend: niets nieuws onder de zon. Nou ja, dat klopt niet helemaal en helemaal niet als het over onze klimatologische leefomgeving gaat.
Er is vannacht een akkoord bereikt, lees ik vanmorgen in de krant, over een economisch herstelplan voor Europa na de coronacrisis. Er was veel te doen over Nederlands spreekwoordelijke gierigheid. Tegen wil en dank ben ik toch wel onder de indruk van de ferme onderhandelingsvaardigheid van Rutte. En wat is Macron me tegengevallen!
Voorwaarden van sociaaleconomische hervormingen vooral aan het adres van Italië zijn meer dan terecht. Dat er een toets ter bescherming van de rechtstaat is ingevoerd als voorwaarde voor Europese financiering is niet minder dan een geniaal novum, waar we Orbán nog flink de oren mee zullen moeten wassen. Chapeau. Jammer dat er niet ook een ‘groene’ duurzaamheidstoets aan is toegevoegd. Dat zal de EU dus op een andere manier moeten regelen.
Vier dagen en nachten onderhandelen. Ik ben ervan overtuigd dat het allemaal veel soepeler had kunnen verlopen als Nederlandse bewindslieden als Dijsselbloem en Hoekstra zich in het recente verleden niet zo denigrerend en moralistisch hadden uitgelaten over de Zuid-Europese landen en hun hedonistische mentaliteit. Gênante horkerige sukkels. Formalisten en bureaucraten. De schijnheiligheid druipt ervan af.
Bij Márai lees ik: ‘Het gaat op het ogenblik niet om de mensheid, niet eens meer om recht en gerechtigheid, het gaat om veel meer: om de bomen, de akkers en om alle mensen die in dit land leven.’
9 – meeuwen
Het was me al een tijd opgevallen dat de meeuwen erg actief zijn in Amsterdam, lawaaierig, brutaal en schuw. Nu heeft zich in de Tuinstraat een witkopmeeuwenfamilie genesteld en word ik dagelijks ver voor zessen gewekt door een gejammer van jewelste. Het klinkt als doodsnood, maar ik vermoed dat het hun normale manier van communiceren is.
Ze zijn met velen. Misschien is het de uitgebreide familie- en kennissenkring die op kraamvisite komt want hun gekrijs is overweldigend. Het geluid roept associaties op met een vakantie aan zee maar heeft tevens iets omineus, een verwijzing naar de toekomst waarin Amsterdam is opgeslokt door de zee.
Meeuwen zijn in de stad echte rotzooitrappers. Ze trekken vuilniszakken open en verspreiden de inhoud over het plaveisel van stoep en straat. Het schijnt dat ze op dagen dat de vuilnis wordt opgehaald in Amsterdam, speciaal hiervoor van Texel naar de stad komen vliegen. Maar nu lijken ze zich er voorgoed te willen vestigen.
(De witkopmeeuw is een beschermde diersoort.)
10 – godgeklaagd
Dit voelt als een natuurlijk einde van deel 5 van mijn Corona-dagboeken. Het was een intermezzo in de coronamaatregelen want ik verwacht valt dat er binnenkort wel weer nieuwe strengere beperkingen zullen komen. Te hopen valt dat zulke inperkingen ditmaal op maat worden gemaakt en voor iedereen glashelder zijn.
Gisteren mocht minister Grapperhaus namens het kabinet voor den volke een vermanend praatje houden waarvan de kern is: mensen houd je nou gewoon aan de regels, anders moeten we weer strenger optreden. En dat vindt de minister nu nog niet nodig. Intussen neemt het aantal infecties hand over hand toe omdat veel mensen die regels aan hun laars lappen.
Als gedrag uit het verleden de beste voorspeller is voor het toekomstige, dan ziet het er niet rooskleurig uit: te laat, te weinig, te wankelmoedig, uiteindelijk succesvol maar tegen een exorbitant hoge prijs.
Op Schiphol landen vliegtuigen uit de Verenigde Staten en andere landen met covid-19-patiënten aan boord. Elke dag arriveren er in Amsterdam treinen boordevol toeristen uit Duitsland en Frankrijk. Geen van deze mensen wordt getest, geen van hen krijgt quarantaine opgelegd.
Mijn man en ik meldden ons eergisteren bij de GGD aan voor een corona-test, vanwege milde verkoudheidsklachten. Vanmiddag kunnen we terecht. Bij de RAI. Ons is op het hart gedrukt: mensen, kom niet met het openbaar vervoer. Neem de taxi, de auto of de fiets. Tot nu toe kon ik bij mijn huisarts terecht, maar nu heeft de GGD het testbeleid gemonopoliseerd terwijl ze daar niet voor zijn toegerust. Ziehier de uitvoering van het laagdrempelige testbeleid van Nederland.
Ik voel de verleiding om gewoon niet gaan, want intussen zijn onze klachten alweer wat minder en tenslotte waren de vorige testuitslagen ook negatief. (Natuurlijk ga ik wel, want ik ben een verantwoordelijk burger en bovendien nieuwsgierig. Maar ook een met chronische luchtwegklachten, dus ik kan de komende tijd dagelijks naar de RAI op en neer. Wel goed voor de conditie…)
Mocht mijn uitslag positief zijn, dan ben ik benieuwd naar het functioneren van dat andere cruciale mechanisme, de contactopsporing. Waar ben ik de afgelopen weken geweest, wie heb ik in mijn nabijheid gehad – tientallen mensen zouden het advies krijgen om vrijwillig in quarantaine te gaan. Denk je dat ze dat doen? De vraag stellen is haar beantwoorden. Het blijft een godgeklaagd zootje.
Antony Oomen
23.VII/2020
Amsterdam
Foto – Macau Photo Agency