Gedach­ten over homo’s II – top of bottom

Gepubliceerd op

— Geplaatst in opstellen, proza

Gedach­ten over homo’s II – top of bottom
 
 
In deel I behan­delde ik de onvrien­de­lijke omge­ving waarin de homo nood­ge­dwon­gen opgroeit. Het zal nie­mand ver­ba­zen dat hij blij en opge­lucht is als hij ein­de­lijk tot zich laat door­drin­gen dat hij er niets meer te zoe­ken heeft. Hij pakt zijn bie­zen en ver­trekt naar de grote stad.

Daar wacht hem tot zijn onuit­spre­ke­lijke vreugde een grote groep gelijk­ge­stemde dolende zie­len. Waar hij ook gaat, de col­le­ge­ban­ken, de super­markt, het zwem­bad, overal krijgt hij blik­ken van her­ken­ning en is de zin­de­rende lust net zo voel­baar als de hun­ke­ring naar vriend­schap. Hier ont­moet hij zijn nieuwe familie.

Regel­ma­tig bevindt hij zich in innige omhel­zing met een vol­strekt onbe­kende. En toch, deze vluch­tige omar­ming ver­vult in hem voor het eerst van zijn leven de behoefte ergens bij te horen, begre­pen te wor­den, gezien te zijn. Ein­de­lijk thuis.

Wat hij van huis uit niet heeft mee­ge­kre­gen – niet omdat het niet werd aan­ge­bo­den, maar omdat het niet op hem was toe­ge­sne­den – is een goed ont­wik­keld besef van ver­ant­woor­de­lijk­heid. Niet alleen ten aan­zien van zijn eigen gezond­heid en wel­be­vin­den, maar ook op het com­plexe ter­rein der inter­men­se­lijke rela­ties. Dat kan hem in zijn nieuwe leef­om­ge­ving nog duur komen te staan.

De sek­su­ele moraal is er heel anders geco­deerd dan in de wereld waar hij van­daan komt. Boven­dien heeft ieder­een hier net als hij over­tui­gend leren jok­ken en fan­ta­se­ren, wat een en ander er niet over­zich­te­lij­ker op maakt. In het warme bad dat hij heeft aan­ge­trof­fen kan hij vaak kopje-onder gaan.

Om hem heen nu heerst de opvat­ting dat rela­ties vooral niet gemo­del­leerd mogen wor­den naar het nogal saaie voor­beeld van het hete­ro­sek­su­ele huwe­lijk, waarin trouw en zorg cen­traal staan en de sek­su­a­li­teit voor­na­me­lijk dient tot instand­hou­ding van de soort. Mono­ga­mie, zo luidt het nieuwe dogma, is voor homo’s uit den boze. Onge­remd bevre­di­gen van de lust daar­en­te­gen niet alleen een moge­lijk­heid, maar eigen­lijk een must. En mocht je je uit gene­gen­heid aan iemand wil­len bin­den, dan doe je dat in de zoge­naamd ‘open’ relatie.

Nu hoeft men bij het begrip ‘open rela­tie’ niet met­een aan lichaams­ope­nin­gen te den­ken, al spe­len deze in dit rela­tie­mo­del wel dege­lijk een rol. Zoals gezegd is het con­cept vooral ver­zon­nen als tegen­han­ger van het tra­di­ti­o­nele gezin. Ide­a­li­ter zou het een aan­winst kun­nen zijn, een lief­des­ver­hou­ding van twee man­nen die alles eer­lijk en open kun­nen bespre­ken en elkaar een rijk en afwis­se­lend sek­su­eel leven bui­ten de deur gun­nen. Een open geest in een gezond lichaam.

Ech­ter, het para­dijs waarin hij is beland is grim­mi­ger. Het is er wel­is­waar altijd feest maar lief­des­re­la­ties ver­zan­den gemak­ke­lijk in een gezel­lig amo­reel com­pro­mis zon­der pas­sie. Met begrip­pen als eer­lijk­heid en inte­gri­teit wordt zeer los­jes omge­spron­gen. De con­ver­sa­tie ver­loopt door­gaans iro­nisch en ver­hul­lend. Men deinst er niet voor terug zich bui­ten de deur te gedra­gen als een open lichaam zon­der geest.

En inmid­dels botst hij steeds vaker, op de sport­school, in de kroeg, online, met het wijd­ver­breide gebrek aan ver­beel­ding dat hij er ont­moet, de ont­hut­sende gemak­zucht. Het laffe gedweep bij­voor­beeld met de opvat­tin­gen van een geblon­deerde fas­cist. De min­zame toon waar­mee wordt gespro­ken over alles wat afwijkt van de norm. Het afwij­kende, dat ben ik, denkt hij dan steeds.

Vroe­ger kreeg je, als je de euvele moed had iemand te ver­tel­len dat je een vriend had en geen vrien­din, nogal eens de vraag voor je kie­zen: ben jij het man­ne­tje of het vrouw­tje? De stek­ker of het stop­con­tact? Je werd dan boos, maar grijns­lachte van­wege de bele­di­gende arro­gan­tie. Het hete­ro­sek­su­ele wereld­beeld gefor­mu­leerd in deze ene klein­zie­lig per­verse vraag.

Iro­nisch genoeg is dat nu pre­cies de vraag die iemand te horen krijgt als hij tegen­woor­dig in de gay scene avan­ces maakt, of gewoon een praatje. Waar ooit vin­ding­rijke ope­nings­zin­nen klon­ken als ‘heb je een vuur­tje?’ of ‘kom je hier vaker?’ begint de dia­loog tegen­woor­dig met de ver­plet­te­rende leegte van de vraag: ben je top of bottom?

Op zo’n hope­loos moment pro­beert hij zich nog vast te klam­pen aan de gedachte: niet allen die dolen zijn verdwaald.
 

Antony Oomen
18.VI/2013
Amsterdam