Voltooid verleden
‘Ben ik al dood?’
Op tv was een reportage te zien over de Nederlandse verpleegzorg, meer bepaald die van de op een zwarte lijst geplaatste Rotterdamse instelling Humanitas. In bed lag een fragiel oud vrouwtje dat met een lepel haar medicijnen gevoerd kreeg, die ze zelf onmogelijk kon innemen met die heftige tremor in beide armen. ‘Ben ik al dood?’ vroeg ze haar verzorgster en in die vraag klonk zo veel doodsverlangen en teleurstelling dat ik tranen in de ogen kreeg.
De avond daarvoor was mijn tante Cor overleden, 94 jaar. Zij leefde in een wereld die in een tiental jaren was vervaagd totdat alle oriëntatiepunten eruit waren verdwenen. In die wereld waarin zij wegkwijnde kende ze niemand meer. Haar leven is nu voltooid. Met haar heengaan is een einde gekomen aan het gezin waarin mijn vader opgroeide. Voor zover ik weet kreeg tante Cor in het verpleeghuis goede, barmhartige zorg en verlangde zij niet naar de dood.
Op het gebied van medisch-ethische juridische kwesties betrek ik liefst behoedzaam behoudende standpunten. Dat geldt bijvoorbeeld voor abortus en euthanasie. Maar als man moet ik geen grote mond hebben over het zelfbeschikkingsrecht van vrouwen met betrekking tot (ongewenste) zwangerschap en ook op de Nederlandse euthanasiewet – een uiting van vooruitstrevende beschaving – heb ik weinig aan te merken.
Waar ik wel iets over mag zeggen zijn taalgebruik en semantiek, daar heb ik voor doorgeleerd. Dus als Minister Schippers in de aanloop naar verkiezingstijd een Kamerbrief stuurt over het bizarre begrip ‘voltooid leven’, waarin eufemismen voorkomen zoals ‘wens tot levensbeëindiging’ en ‘waardig sterven’ dan staan mijn haren direct overeind. Die laffe, verdoezelende terminologie is trouwens afkomstig van het burgerinitiatief Uit Vrije Wil, dat stervenshulp aan ouderen ‘die hun leven voltooid achten’ wil legaliseren. De minister wil dat nu ook.
Toch had Schippers eerder de commissie Schnabel juist om advies gevraagd over de juridische mogelijkheden en de maatschappelijke dilemma’s’ met betrekking tot hulp bij zelfdoding aan zulke ouderen. De commissie adviseerde in februari dat ruimere juridische mogelijkheden voor hulp bij zelfdoding onnodig en onwenselijk zijn. Duidelijk. Mee eens.
Geheel tegen deze advisering indruisend vond VVD-minister Schippers vorige week ineens dat de overheid ‘barmhartig’ moet zijn jegens mensen voor wie het leven ondraaglijk is geworden en hen moet helpen om hun leven ‘op waardige wijze en op een zelfgekozen moment’ te kunnen beëindigen. Berekenende compassie noem ik zoiets, met een vleugje populisme.
Boven de slotparagraaf van Schippers’ brief staat de dubbelzinnige kop ‘Voorkomen van een voltooid leven’, die we moeten lezen als: preventie van een voltooid leven. (Wel een oorspronkelijke gedachte, dat voltooiing van het leven te voorkomen valt, maar de minister heeft wel vaker gekke ideeën over preventie.) In een andere brief, van een andere minister, had daar bijvoorbeeld kunnen staan: preventie van een nutteloos bestaan. Of preventie van levensmoeheid. Of liever nog: waardige ouderenzorg als hulp bij levensvoltooiing.
De afgelopen tien jaar voltooiden ruim 16.000 Nederlanders hun leven door er zelf een einde aan te maken. Elk jaar neemt dit aantal zelfvoltooiingen toe. Vorig jaar bereikte het een recordhoogte, toen maar liefst 1.871 personen stierven door suïcide. Voor onderzoek naar zelfdoding trok Edith Schippers in 2015 een bedrag van 3,2 miljoen euro uit. Maar in plaats van nu eens voortvarend met een goed doortimmerd zelfmoordpreventieplan voor de dag te komen, presenteert de minister haar opportunistische voornemen om hulp bij zelfdoding te legaliseren – een staaltje liberaal cynisme waar je koude rillingen van krijgt.
Antony Oomen
16.X/2016
Amsterdam