Corona-dag­boek I

Gepubliceerd op

— Geplaatst in opstellen, proza

( Dit opstel werd op 21 april 2020 gepu­bli­ceerd op Medium )

 
Corona-dag­boek I
 
 
Pro­loog

Het is niet goed moge­lijk om over Covid-19 iets op te schrij­ven zon­der eerst uit­druk­ke­lijk vast te stel­len dat de ernst en de gevol­gen van deze pan­de­mie voor een groot deel voor­ko­men had­den kun­nen wor­den, ware er ade­quaat op gean­ti­ci­peerd en gere­a­geerd door poli­tici en bestuur­ders. Wat ons nu over­komt, valt hun met recht te verwijten.

Maar dat is ach­teraf gepraat, ik weet het, en het biedt nie­mand soe­laas om je nu bezig te hou­den met de ver­ant­woor­de­lij­ken, de daders.

Toch wil ik er twee met name noe­men: de schur­ken Xi Jin­ping en Donald J. Trump. Dat de geschie­de­nis gena­de­loos over hen oordele!

(Dit moest ik even noteren.)

De rest van mijn corona-dag­boek zal bestaan uit per­soon­lijke obser­va­ties en bele­vin­gen. Ze zul­len terug­grij­pen op mijn erva­rin­gen in Thai­land, mijn terug­reis naar Amster­dam en mijn terug­keer hier, in de stille stad.
 
 
1 – de buurman

Eer­gis­te­ren kre­gen we de schrik van ons leven, toen bleek dat bene­den­buur­man L. ineens dood­ziek te bed lag. Het zag er ern­stig uit en het leek een eeu­wig­heid te duren voor­dat de ambu­lance arri­veerde en even later de brand­weer om hem op een bran­card zijn woning uit te take­len. In feite duurde het 47 minu­ten tus­sen 112-tele­foon­tje en weg­rij­den van de ziekenwagen.

Intus­sen kre­gen we gis­te­ren te horen dat hij geen covid-19 heeft. Dat voel­den we als een enorme opluchting.

Covid-19, een ziekte met een koeiennaam.

Van­daag ben ik een week thuis uit Bang­kok. Ik heb mezelf vol­le­dige qua­ran­taine opge­legd, par­don, zelf­op­vang aan­ge­bo­den, zo noem ik het lie­ver. Mijn man gedraagt zich afwis­se­lend als strenge cipier en lief­de­volle verzorger.

Toen zon­dag­nacht de zomer­tijd was inge­gaan en ik om zes uur wak­ker werd, had ik even de eigen­aar­dige gewaar­wor­ding, dat niet alleen de wereld tot stil­stand was geko­men, maar ook de aarde lang­za­mer was gaan draaien. Waarom immers was het nog niet licht?

PS – Je niet regel­ma­tig tot woede te laten ver­lei­den is nogal een zware opgave. Daarom noem ik hier als bezwe­ring mijn groot­ste trig­gers: de pre­si­den­ten van de Ver­e­nigde Sta­ten en de Volks­re­pu­bliek China. (En China’s cor­rupte pop­pen­kast, de Wereldgezondheidsorganisatie).
 
 
2 – verdriet

Ik voel me ver­drie­tig, ik zeg het maar gewoon zoals het is. Ver­drie­tig om mijn bevriende buur­man L., met wie het erg slecht gaat; het is maar de vraag of en hoe hij erdoor komt.

Ver­driet is een inge­wik­kelde emo­tie, hele­maal als er zoveel oor­za­ken zijn. Ik intro­du­ceer daarom opnieuw een begrip: uit­ge­zaaid ver­driet. Of mis­schien is ‘uit­ge­zaaide rouw’ beter.

Het las­tigst vind ik de levens­om­stan­dig­he­den van mijn 92-jarige moe­der, die ‘voor haar eigen best­wil’ nu al ruim een week huis­ar­rest heeft. Zij houdt zich kra­nig, maar vindt het erg moei­lijk te ver­krop­pen dat ze het huis niet meer uit mag. En het eind is nog niet in zicht.

‘Ik wil graag blij­ven leven en zien hoe dit afloopt,’ zegt moeder.

Leven zon­der intiem per­soon­lijk con­tact. Altijd alleen. Nie­mand meer die lief naar je glim­lacht, je aan­raakt, je hand streelt en vast­houdt. Verschrikkelijk.

Aan­ra­king is onge­acht je leef­tijd zo van vitaal belang. Ik ont­beer het nu zelf, maar ten­min­ste is mijn lief­heb­bende echt­ge­noot in huis. Wij kun­nen ons ver­lan­gen naar omhel­zing en licha­me­lijk con­tact ten­min­ste nog tegen elkaar uitspreken.
 
 
3 – klokkengebeier

Gis­te­ren luid­den hier om zeven uur ’s avonds de klok­ken van de Wes­ter­to­ren. Dat was onge­twij­feld opbeu­rend bedoeld en inder­daad word ik het gewaar als vertroostend.

Als vroe­ger in de verte de kerk­klok­ken luid­den van de dorps­kerk te A., her­kende mijn vader met­een de gele­gen­heid. Werd er getrouwd of geju­bi­leerd, of was er een man of een vrouw gestor­ven; bij een man luid­den als ik het me goed her­in­ner beide klok­ken en bij een vrouw de eer­ste 5 minu­ten de kleine klok en de tweede 5 minu­ten beide klok­ken. Op dezelfde manier kon je ook bij de doop horen of er een jon­gen of een meisje werd gedoopt.

(Tegen­woor­dig zou er een waar­schijn­lijk een com­pleet mul­ti­gen­der-klok­ken­spel aan te pas moe­ten komen, als er nog gedoopt werd...)

Ik merk aan de vogels dat ze genie­ten van de stil­ge­val­len stad. Dat gezegd heb­bende, van­daag lijkt er meer ver­keer in de straat. Van­mor­gen zelfs een claxon gehoord.

Elke dag stipt om drie uur ’s mid­dags bel ik mijn moe­der om samen tien minu­ten te medi­te­ren. Ik hoop en ver­wacht dat het haar (ons) helpt door deze pro­ble­ma­ti­sche tijd heen te komen. Het feit dat zij openstond voor mijn voor­stel om dit te gaan doen, laat weer eens zien hoe ruim­den­kend moe­der is. Ik gun haar dat ze betere tij­den mag berei­ken, ze ver­dient dat en wil dat graag.

“And really, it wasn’t much good having any­thing exci­ting like floods, if you couldn’t share them with some­body.” (Win­nie-the-Pooh)
 
 
4 – afstand

Gis­te­ren geen kerk­klok­ken om zeven uur. Wel waren er op het plein­tje bene­den twee tie­ner­jon­gens, die staande, wie­be­lend, bijna dan­send, hun uiter­ste best deden om ander­halve meter bij elkaar van­daan te blij­ven. Maar wat is dat moeilijk!

Op het plein­tje bij elkaar komen. Even je vrien­den zien. Even weg uit het ouder­lijk huis. Een join­tje roken, voor­uit. Maar daar heb je het gedon­der al, om een joint door te geven moet je op arm­lengte, en wat… door­ge­ven? De joint van hand tot hand, mond naar mond? Het tie­ner­brein is niet ont­wor­pen voor over­zich­te­lijk naden­ken en selec­tief beperkt in zijn waarneming.

’s Mor­gens om zes uur kost het me geen moeite om te fan­ta­se­ren over een nieuwe, betere wereld. Ik sta op mijn bal­kon naar de ont­wa­kende vogels te luis­te­ren. Adem­be­ne­mend. Ik kan ze haast tot in de Staats­lie­den­buurt horen. De merels begin­nen. Dan voegt zich één melo­di­eus kwet­te­rend vogel­tje erbij dat ik nog niet her­ken. Ver­vol­gens de koe­rende dui­ven. En als laat­ste mijn vriend­jes, de mus­sen. De dag kan beginnen.

De afge­lo­pen tijd heb ik veel nage­dacht en enkele con­clu­sies wil ik alvast noteren.

  1. De mens is niet in staat zich voor te berei­den en ade­quaat te rea­ge­ren op iets wat hij niet kent en dat bui­ten zijn voor­stel­lings­ver­mo­gen valt. Dit geldt helaas in het bij­zon­der voor poli­tici en beleids­ma­kers, wier blik sowieso op de korte ter­mijn is gefixeerd.
  2. Er wor­den nu meer data ver­za­meld dan ooit tevo­ren. Pri­va­cy­re­gel­ge­ving wordt opge­rekt of ter­zijde gescho­ven. Vrij­he­den wor­den groot­scha­lig inge­perkt. Denk niet dat macht­heb­bers dit na de cri­sis alle­maal geneigd zijn onge­daan te maken en de bur­ger al zijn vrij­heid en rech­ten terug te geven.
  3. De Hon­ga­ren staat een grim­mige dic­ta­tuur te wach­ten. Europa laat dat oog­lui­kend gebeuren.
  4. Onze oude­ren beta­len een grim­mige prijs voor de kille manier waarop wes­terse samen­le­vin­gen hen decen­nia heb­ben uit­ge­ran­geerd. Hun iso­le­ment is mis­schien niet wezen­lijk ver­er­gerd, het is zicht­baar­der geworden.

 
 
5 – vuilnis

De vuil­nis wordt gewoon op tijd opge­haald. Gezien de lege schap­pen in de super­markt zal er meer vuil­nis zijn dan nor­maal, wat het beroep van vuil­nis­man een stuk zwaar­der maakt. Ander­halve meter afstand bewa­ren lukt hun niet. Ze dra­gen wel hand­schoe­nen maar geen mond­kapje. Ik stel voor dat we van­avond op onze bal­kons en uit de ramen han­gend mas­saal applau­dis­se­ren voor de vuilnisophalers.

Over vuil­nis gespro­ken. BN’ers.

Over BN’ers spre­ken wij niet, maar denk je dat mijn thuis opge­slo­ten moe­der enige troost beleefd aan een stel ijdele kwe­lende leeg­hoof­den? Ze kijkt nog lie­ver naar een boks­wed­strijd durf ik te wedden.

Ik denk ook niet dat mijn zeer zieke muzi­kale buur­man op de inten­sive care wordt opge­beurd door hon­derd bla­tende scha­pen. Geluk­kig laten lief­de­volle ver­ple­gers hem een uur per dag naar Radio4 luis­te­ren. Naar Bach, naar Mah­ler of Schön­berg. Daar heeft hij – mis­schien – wat aan. Scha­pen, die horen op de hei.
 
 
6 – Erbarmen

Groot ver­driet. Troost mij maar niet, laat me maar even.

Gis­ter­avond kre­gen we – niet onver­wacht – het tele­foon­tje. Die lieve L. was toch over­le­den. Om zeven uur heb­ben ze hem op de IC via de kop­te­le­foon nog naar de Mat­thäus Pas­sion laten luis­te­ren, de aller­laat­ste muziek die hij in zijn leven heeft kun­nen horen. (Hij had het een stuk slech­ter kun­nen tref­fen, zie mijn vorige onderwerp...)

Het einde van de vas­ten­tijd was voor L., die orkest­vi­o­list is, altijd een heel drukke tijd. Mat­thäus hier, Mat­thäus daar, reisde hij van hot naar haar.

Muziek heeft in onze vriend­schap van meet af een grote rol gespeeld. Toen hij bene­den mij kwam wonen, gaf ik hem ter­stond mijn tele­foon­num­mer en drukte hem op het hart gedrukt hij bij de min­ste of gering­ste over­last met­een moest bel­len. Uit erva­ring wist ik dat er vrij­wel niets meer erger­nis­wek­kend bestaat dan geluids­hin­der van je buren.

Op zekere avond luis­ter­den mijn ex-vriend P. en ik naar Ver­klärte Nacht van Schön­berg, vrij luid. En ja hoor, daar ging dan de tele­foon. Het was L. Welke ver­sie van dit gewel­dige werk wij draai­den. (Ik meen het Isra­ë­lisch Fil­har­mo­nisch Orkest onder lei­ding van Zubin Mehta.) En of het wat lui­der kon misschien...

Toen wist ik met­een: ik heb de ide­ale buur­man getrof­fen. Die sta­tus heeft hij ruim der­tig jaar lang waar­ge­maakt. Hem te moe­ten mis­sen! Het doet ons afschu­we­lijke pijn. Maar laat me maar even...

“Wir set­zen uns mit Trä­nen nieder”
 
 
7 – zalig pasen

Een fan­ta­sie. Een paas­brunch. Ik had van de week het idee gekre­gen om op eer­ste paas­dag een auto te huren en ermee naar Goirle te rij­den, waar moe­der woont. Zij heeft wel­is­waar huis­ar­rest, maar mag wel de bin­nen­tuin in om er rond­jes te lopen met haar rol­la­tor of in de zon te zit­ten. Aan de ach­ter­kant is de tuin afge­slo­ten door een laag hek­werk, aan weers­zij­den waar­van zij nu en dan fami­lie­le­den ont­moet, op gepaste afstand uiteraard.

Ik had me het vol­gende ver­beeld. Men neme mee: een uit­klap­ta­fel van mini­maal ander­halve meter lengte, een damas­ten tafel­la­ken, ser­vies, tafel­zil­ver, kris­tal­len gla­zen en karaf­fen, Klap­stoel­tjes. Heer­lijk­he­den: gekookt eitje uiter­aard, bri­o­che, toast met zalm, avo­cado en bies­look, pas­ti­naaksoep, kaas­jes met noten & vij­gen­brood­crac­kers, appel­chut­ney, vers fruit en sap­pen. Voor­uit, cham­pagne, mimosa. Kof­fie en thee. Zelf­ge­maakte maca­rons of tarte tatin. Men plaatse de tafel over het hek, de helft bin­nen en de helft bui­ten de tuin. Moe­der aan de ene, wij aan de andere kant.

We gaan deze inge­ving uiter­aard niet uit­voe­ren, niet omdat het geen goed idee is, maar om de woon­zorg­ge­meen­schap niet in over­bo­dige beroe­ring te bren­gen. Die men­sen heb­ben het al ver­schrik­ke­lijk zwaar en zijn qua incas­se­rings­ver­mo­gen lang niet alle­maal van moe­ders kaliber.

Voor de paas­brunch van vorig jaar namen we moe­der mee naar Land­goed Nieuw­kerk, waar het oude kloos­ter is omge­bouwd tot een bed & break­fast met res­tau­rant. Meer dan de helft van zijn leven speelde mijn vader orgel in de kapel van Nieuwkerk.

Moe­der was vorig jaar erg ziek door een ern­stige ane­mie, waar­van we de oor­zaak nooit heb­ben laten ach­ter­ha­len. Nu is ze veel beter, maar heeft veel pijn van slij­tage van de wer­vel­ko­lom en heup. Ver­geet niet, het is alle­maal 92 jaar oud, stelt ze soms berus­tend vast.

Gis­te­ren zei moe­der: elke dag is een dag dich­ter bij het einde van deze toe­stand, waar­mee ze haar qua­ran­taine bedoelde, niet haar leven, al zou­den beide gebeur­te­nis­sen the­o­re­tisch kun­nen samen­val­len tot één moment, wat ik niet ver­wacht en zeker niet hoop.

Elke dag een dag dich­ter bij de dag dat we elkaar weer kun­nen ont­moe­ten en omhelzen.
 
 
8 – maandag

Maan­dag. Van­mor­gen om zes uur op mijn bal­kon: de stad maakte beslist meer geluid dan de afge­lo­pen tijd, toen er slechts heel in de verte een licht stads­ge­ruis te horen was. Nu begin­nen de merels tegen een mono­toon ach­ter­grond­ge­luid van… het moet wel auto­ver­keer zijn; maar is er dan iets ver­an­derd aan de staat van beleg; is die van­nacht versoepeld?

Ik ben nog een paar keer naar bui­ten gegaan om goed te luis­te­ren of ik me niet ver­giste, maar geen twij­fel moge­lijk. Inmid­dels heeft er de hele dag een gene­ra­tor staan ron­ken in de Ege­lan­tiers­straat, wat wijst op bedrij­vig­heid in de bouw. Het geluid ergert me. Er was van­daag dui­de­lijk meer her­rie in de stad. Hoe komt dat?

Ik merk dat ik zelf nog steeds behoed­zaam door het huis loop, voor­zich­tig deu­ren en ramen open en sluit, stoe­len ver­zet, kof­fie­zet, alles om mijn bene­den­buur­man niet te sto­ren of wak­ker te maken. Ik wist niet eens dat ik die gewoonte had ont­wik­keld, tot­dat twee dagen gele­den het moment aan­brak dat het niet meer nodig was.

Eeu­wige slaap? Hij slaapt nooit meer. Ik zou het zelf toch ook lie­ver eer­der eeu­wig waken wil­len noemen.

De IkPas-veer­tig­da­gen­tijd zit erop. Ik beken rui­ter­lijk: sinds mijn ver­blijf op Koh Samet heb ik er een klein beetje met de pet naar gegooid. Maar ik drink toch nog maar een tijdje niet. Ik geloof in alle ernst dat een mens vooral is gebaat bij een nuch­ter brein, hele­maal in moei­lijke tijden.

Noti­tie aan mezelf:
Over­weeg om je zelf­op­vang ietsje los­ser, vrijer te maken, maar niet voor­dat je hoest weg is.
 
 
9 – quarantaine

Over die hoest gespro­ken, die is niet weg­ge­gaan, maar samen met mijn benauwd­heid iets toe­ge­no­men. Reden voor het OLVG om mij deze week in de cate­go­rie ‘corona-ver­dach­ten’ te plaat­sen. Ik heb geen schuld bekend.

Eer­gis­te­ren ben ik voor Covid-19 getest. De uit­slag was nega­tief. Opluch­ting. Maar tege­lijk denk ik aan aloude de Jor­da­nese volks­wijs­heid: wat je niet hebt, kan je krijgen.

Om kwart voor zes in de mor­gen hoorde ik behalve de eer­ste merel ook luide techno-muziek in de buurt. Is er ergens een feestje gaande? Geen idee hoe ver hier­van­daan het is, want de stad is van­mor­gen ver­der weer zo stil, dat geluid ver kan dra­gen. Uit nieuws­gie­rig­heid kom ik bijna in de ver­lei­ding om erop af te gaan.

Qua­ran­taine. Vol­hou­den. Blijf. Thuis.

Ik vind het moei­lijk me te con­cen­tre­ren. Ik pro­beer al een maand lang The Spars­holt Affair van Alan Hol­ling­hurst te lezen en heb gis­te­ren pagina 333 weten te berei­ken. Elke dag denk ik: van­daag lees ik het uit. Inmid­dels weet ik wel beter.
 
 
10 – dromen

Zalig Pasen! Van­daag is mijn vader jarig, hij zou 94 zijn gewor­den. Proficiat.

Ik zie som­mi­gen op Facebook hun corona-dro­men delen. Zelf heb ik er ook een paar.

Eer­gis­te­ren liep ik met col­lega F. door een onbe­paalde zui­de­lijke stads­wijk van een onbe­kende stad die toch Amster­dam was. Bij alle voor­deu­ren lagen er rode bloe­men, als teken dat er iemand was over­le­den aan Covid-19. We wer­den er stil van.

Zijne Hei­lig­heid Paus Fran­cis­cus steekt in zijn een­tje te voet het Muse­um­p­lein over, vanaf het Rijks­mu­seum naar het Con­cert­ge­bouw, waar een uit­ver­kochte con­cert­zaal hem opwacht voor het Urbi et Orbi. Ik denk nog, dit kan toch niet, dit is toch onver­ant­woord? Maar opwin­ding over­heerst. De Paus!

Ik hoor de mus­sen rod­de­len over de merels. Weet je wie er dood is?

Noti­ties aan mezelf:

  1. Toe­voe­gen aan mijn dage­lijkse medi­ta­tie met moe­der: Metta-medi­ta­tie – ‘Mogen we alle­maal gezond, geluk­kig en vre­dig zijn, moge ons geen kwaad overkomen;
    Mogen we ook alle­maal geduld, moed, begrip en vast­be­ra­den­heid heb­ben om onver­mij­de­lijke moei­lijk­he­den, pro­ble­men en mis­luk­kin­gen in het leven aan te pak­ken en te overwinnen.
    Mogen onze ouders, onze lera­ren en men­to­ren, onze vrien­den en alle levende wezens over de hele wereld... gezond, geluk­kig en vre­dig zijn. Moge hen geen kwaad overkomen,
    Mogen ze ook geduld, moed, begrip en vast­be­ra­den­heid heb­ben om onver­mij­de­lijke moei­lijk­he­den, pro­ble­men en mis­luk­kin­gen in het leven het hoofd te bie­den en te overwinnen.
  2. Van­daag ga ik The Spars­holt Affair uit­le­zen. Dan begin ik mor­gen aan De Pest, mis­schien, of wie weet een ander boek.
  3. Pasen is voor­bij. Niet ver­ge­ten peper­no­ten te ham­ste­ren bij Albert Heijn.

 
 
11 – ach­ter het hek

Tweede Paas­dag begint met wate­rige ogen, voor­uit, tra­nen. Ver­driet om de dood van L. Ont­roe­ring om de een­zaam­heid van mijn moe­der, die gis­te­ren in haar een­tje de ver­jaar­dag van mijn vader moest her­den­ken. Het geplande paas­di­ner met het hele gezin ging natuur­lijk niet door. Wel kwa­men mijn jong­ste broer en zijn vrouw langs aan het hek van de bin­nen­tuin. De foto die ze stuur­den van moe­der ach­ter de tra­lies van het hek, hart­ver­scheu­rend. Tege­lijk: moe­der ziet er krach­tig en zelf­ver­ze­kerd uit, dezelfde vast­be­ra­den­heid die in haar stem door­klinkt als ze stel­lig zegt: ik moet dit over­le­ven want ik wil weten hoe het afloopt.

Eer­der deze week, tij­dens een van mijn uiterst zeld­zame uit­stap­jes, werd ik gecon­do­leerd door een mij onbe­kende dame. Die ver­telde over haar eigen, 97-jarige, moe­der, die op de corona-cri­sis laco­niek had gere­a­geerd: dat pik ik toch maar mooi nog even mee.

Mijn ont­roe­ring van deze och­tend komt ook door het slot­hoofd­stuk van The Spars­holt Affair, dat voor een deel gaat over een moei­zame com­plexe vader-zoon-rela­tie, die me doet den­ken aan mijn eigen vader en mij­zelf. De ijze­ren wet­ma­tig­heid waar­mee die pri­maire rela­tie zijn dyna­miek ont­wik­kelt en het karak­ter smeedt van de zoon. Er valt niet aan te ontkomen.

Ja, ik heb het boek uit. Het heeft me op een enorme ach­ter­stand gezet in mijn ‘rea­ding challenge’.
 
 
12 – een kaars

De dood. Kwaad­heid. Droef­heid. Lij­de­lijk­heid. Eer­bied. Dankbaarheid.

Eer­gis­te­ren was de uit­vaart van L. Die vond plaats in het cre­ma­to­rium te Laren, waar de moge­lijk­heid bestaat om de plech­tig­heid te livestrea­men. Mijn man en ik woon­den die aldus in eigen huis bij.

We had­den onze zon­dagse kle­ren aan­ge­trok­ken, want in de nabij­heid van de dood is gepaste kle­ding altijd wen­se­lijk, vooral uit res­pect voor de over­le­dene en eer­bied voor de groots­heid van het moment.

Na afloop van de plech­tig­heid heb­ben wij een kaars naar het Homo­mo­nu­ment gedra­gen, die daar nog steeds brandt, althans gisteravond.

Ik vond het troost­rijk dat die kaars de hele nacht en dag had staan bran­den – en onge­twij­feld nog steeds.

(Nee, hij was uit­ge­waaid. Heb­ben hem daar­straks weer aangestoken.)

Elke dag om zeven uur is op ARTE-tv (ook via You­Tube) vio­list Daniel Hope te zien die van­uit zijn huis­ka­mer in Ber­lijn een kamer­con­cert ver­zorgt met spe­ci­aal uit­ge­no­digde gas­ten. Ont­roe­rend was het dat van­daag het lied Mor­gen van Richard Strauss werd uit­ge­voerd, het lied dat L. al lang gele­den voor zijn uit­vaart had uit­ge­ko­zen. Het had hem hoog­lijk ver­baasd dat we het ook bij onze huwe­lijks­ce­re­mo­nie speelden.

Hope doet leven.
 
 
13 – rouw

Rouw­de­men­tie, een woord afkom­stig uit het voca­bu­laire van col­lega M. Het spreekt voor zich­zelf. Het hoofd zit zo vol van ver­lies dat er maar beperkt ruimte is voor den­ken, lezen, schrij­ven. Het libido zakt gelei­de­lijk naar nul.

Het lijkt, afge­zien van de tem­pe­ra­tuur, op de lange zomer­va­kan­ties uit mijn school­tijd. Het regende de hele zomer, of het was juist erg heet met don­der­beest­jes en onweer. Maar de tijd ver­liep anders, de dagen regen zich amorf aan­een, tot­dat het ineens voor­bij was: maan­dag weer naar school.

Ik denk niet dat dit zomaar ineens voor­bij­gaat. Ik lees in de krant en zie op het nieuws dat ‘de men­sen die er ver­stand van heb­ben’ eigen­lijk maar wei­nig weten en niet van kri­tiek zijn gediend. Dat laat­ste belooft niet veel goeds.

Ze wil­len een app intro­du­ce­ren, die moet hel­pen de samen­le­ving post-corona weer in bewe­ging te krij­gen. Maar hoe moe­ten we de men­sen ver­trou­wen die de boel eerst zo betut­te­lend geba­ga­tel­li­seerd heb­ben, dat ze nu met een betrouw­bare data-inter­ven­tie op de prop­pen komen?

Als ik denk aan de OV-chip­kaart, de Fyra , of de toe­sla­gen­af­faire, houd ik mijn hart vast.
 
 
14 – sirenes

Ik geloof dat het van­daag zater­dag is, hoor ik vanaf mijn bal­kon de hon­den­me­vrouw zeg­gen tegen een man die op een bankje voor zich uit zat te staren.

Nu we de hele week elke avond na ach­ten een stads­wan­de­ling heb­ben gemaakt, valt een aan­tal soci­aal­ge­o­gra­fi­sche con­clu­sies te trekken:

  1. Er zijn rela­tief veel meer hon­den op straat dan mensen.
  2. Onbe­heerd ach­ter­ge­la­ten hon­den­poep is, ik denk door gebrek aan soci­ale con­trole, enorm toe­ge­no­men; expo­nen­ti­eel zou ik het nog niet dur­ven noe­men – zo’n con­clu­sie vergt nadere studie.
  3. Men­sen ont­wij­ken elkaar niet alleen fysiek maar kij­ken elkaar daar­bij zel­den aan. De glim­lach ver­dwijnt uit het straatbeeld.
  4. Bij elkaar opge­teld belooft dit wei­nig goeds.

Straks ga ik heel even gemas­kerd naar de kop van de Lin­den­gracht­markt. Ik ga ervan uit dat die nog open is en wil dat met eigen ogen gadeslaan.

Op de kop van de Lin­den­gracht was niks te doen. Ver­derop was er wel markt. Kra­men ver uit elkaar gezet, wei­nig bezoe­kers. Er heerste een inge­to­gen sfeer, om niet te zeg­gen een graf­stem­ming. Ik heb alleen voed­sel geham­sterd voor mijn geve­derde vrien­den, zoals daar zijn: de merels, de mus­sen en mezen en, voor­uit, de hals­band­par­kie­ten, die ook altijd een graan­tje of zaadje wil­len meepikken.

Ik heb de vorige keer het woord rouw laten val­len. Laten we ervan­uit gaan dat heel Neder­land momen­teel in col­lec­tieve rouw ver­keert. Als daar onze per­soon­lijke rouw bovenop komt, ont­staat in je kop mak­ke­lijk een war­boel van gevoe­lens. De laat­ste keer dat ik dat mee­maakte was in 2014 toen Rus­sen de MH17 uit de lucht had­den gescho­ten. Het duurt jaren voor­dat je van zoiets herstelt.

Een geluid dat ik nu meer hoor dan gewoon­lijk is dat van sire­nes, poli­tie, ambu­lance, brand­weer. Ook dit kan een rela­tieve toe­name zijn, bij gebrek aan andere geluiden.

Er was de sirene van de ambu­lance die L. naar het zie­ken­huis bracht. De brand­weer­lad­der­wa­gen die hem uit het huis takelde. Maar ook de onwaar­schijn­lijke ach­ter­vol­gings­scène mid­den onder de uit­vaart­plech­tig­heid toen er een poli­tie­wa­gen met sirene pal bij L. voor de deur halt­hield. Uit de auto ervoor ont­snap­ten twee jon­gens die het plein­tje op ren­den, de Ege­lan­tiers­straat in. Twee jonge agen­ten zet­ten de ach­ter­vol­ging in en al die tijd bleef de sirene maar gaan. Weg devotie.

Later, toen we een kaars had­den aan­ge­sto­ken op het Homo­mo­nu­ment, kwam er weer een ambu­lance voor­bij. We kon­den het geen van bei­den hel­pen maar we zagen er heel even bij­ge­lo­vig een teken in.
 
 
15 – kunst

Bij mij op het plein­tje merk ik de laat­ste week twee merels op, man­ne­tjes, die steeds in elkaars gezel­schap zijn. Soms schar­re­len ze wat rond samen, en nu hup­pe­len ze gezel­lig van tak tot tak ik de bloei­ende sie­rap­pel­bo­men. Ik denk dat het een homo­kop­pel is.

Van de week cir­kel­den er ’s mid­dags twee ooi­e­vaars boven het plein­tje. Die had ik hier nog nooit gespot. Was dit het echt­paar uit het Wes­ter­park, dat voor de ver­an­de­ring eens pols­hoogte kwam nemen in de nabu­rige Jordaan?

Wat is de hemel­blauwe hemel hemel­blauw! En wat is blauw ineens een gek woord als je het meer­dere keren in zin zet, net als hemel trouwens.

Iets anders. Waar komt toch die Hol­landse afkeer van de kunst van­daan? Per abuis kwam ik van de week uit bij het och­tend­pro­gramma Goe­de­mor­gen Neder­land, waar drie klets­tan­tes van bei­der­lei kunne zich te bui­ten moch­ten gaan aan het ridi­cu­li­se­ren van het Amster­dams Fonds voor de Kunst (AFK) dat kun­ste­naars die bezig zijn met een ‘coro­na­kunst­werk’ een sub­si­die ver­strekt. Wat je ook van dat pro­ject vindt, bij mij schiet het altijd in het ver­keerde keel­gat als (meestal rechtse) poli­tici zich laat­dun­kend uit­la­ten over kunst en kunstenaars.

Elco Brink­man, ooit wer­ke­lijk minis­ter van WVC, die kunst beschouwde als ‘glij­mid­del’ voor de han­del met het bui­ten­land, dezelfde Brink­man die de PC Hooft­prijs wei­gerde uit te rei­ken aan Hugo Brandt Cor­stius, Jaap de Hoop Schef­fer, die deni­gre­rend bezwaar maakte tegen de komst van een ‘roes­tende kolen­bak’ en een ‘hoop steen­ko­len’ van ‘beeld­hou­der’ Jan­nis Kou­nel­lis voor het gebouw van de Tweede Kamer zijn voor­beel­den die me met­een te bin­nen schie­ten. (Kou­nel­lis kon zijn monu­men­tale kunst­werk inder­daad houden)

Pover als het con­cept ‘digi­tale coro­na­kunst’ moge klin­ken, het valt in het niet bij de gees­te­lijke arm­za­lig­heid van de grutterpolitiek.
 
 
16 – leegte

Als je ’s avonds over de gracht en door straat­jes loopt krijg je een ander idee van waar deze stad voor gebouwd is. In elk geval niet voor het mas­sa­toe­risme. Ook niet voor open­bare slemp­par­tijen en hon­den­poep. De stilte lijkt de stad te pas­sen. Haar ruimte is in zich­zelf genoeg.

Tij­dens onze avond­wan­de­ling gis­te­ren vloog het me opeens weer aan: er waart een ziek­te­ver­wek­ker rond, die ik zeker niet moet ont­moe­ten. De gedachte dat de dood op de loer ligt – ik huiver.

Ik vraag me af in hoe­verre men­sen zich door hun opge­legde retraite bui­ten de samen­le­ving geïn­spi­reerd voe­len tot con­tem­pla­tie. Inge­to­gen reflec­tie op de waar­den van het eigen leven, in rela­tie tot ande­ren, beken­den en onbe­ken­den. Gebo­ren en onge­bo­ren, voegt de boed­dhist eraan toe, alle wezens onder­wor­pen aan geboorte, ouder­dom, ziekte en dood.

De stilte in de stad lijkt mis­schien te sug­ge­re­ren dat reflec­tie voor de hand ligt, maar ik geloof niet dat het aan de Neder­lan­der echt besteed is, spi­ri­tu­ele bezin­ning. Het geduld lijkt nu al op te raken. Ik hoop eer­lijk gezegd dat dit niet van invloed is op de besluit­vor­ming van de over­heid. Wat mij betreft is de bood­schap mor­gen niet alleen ‘hou vol’, maar ook ‘de tan­den op mekaar’.

In Thai­land denkt de rege­ring ook na over een gelei­de­lijke ver­soe­pe­ling van de maat­re­ge­len, lees ik. Daar­voor heeft men een aan­tal rede­lijke voor­waar­den gefor­mu­leerd. Die zou­den deels ook in Neder­land kun­nen wor­den nagebootst.

Dat zou erop neer­ko­men dat gedif­fe­ren­ti­eerd naar loca­tie en regio maat­re­ge­len ver­soe­peld wor­den dan wel ver­scherpt. Waar de epi­de­mie viru­lent is en onvol­doende social dis­tan­cing wordt betracht, moet krach­ti­ger wor­den gehand­haafd. Ook zou­den in zulke gebie­den men­sen in de open­bare ruimte mond­kap­jes moe­ten gaan dragen.

In andere regio’s, bij­voor­beeld Noord-Neder­land, zou men stra­te­gisch behoed­zaam het open­bare leven weer op kun­nen star­ten. Het is belang­rijk dat de over­heid de inwo­ners van Neder­land voor­be­reid op een geheel nieuwe inrich­ting van de samenleving.

Voor­dat er sprake kan zijn van ver­soe­pe­ling, dient er een uit­ge­breid en slim test­pro­gramma te wor­den opge­tuigd. In alle regio’s en ste­den dient sowieso het aan­tal infec­ties op de voet te wor­den gemo­ni­t­ord, om inter­ven­ties op maat af te stellen.

Waarom zien we op tv bij­voor­beeld niet dage­lijks voor­lich­tings­film­pjes over hand­hy­gi­ëne, social dis­tan­cing en cor­rect gebruik van mondkapjes?

Uiter­aard moet je hier­bij beden­ken dat de Thais de situ­a­tie in hun land niet zo uit de hand heb­ben laten lopen als wij, vooral door tij­dig te anti­ci­pe­ren op een pan­de­mie en snel te rea­ge­ren op epi­de­mi­o­lo­gi­sche ontwikkelingen.

We zul­len zien waar de rege­ring mor­gen mee komt. Met het voor­uit­zicht van de pers­con­fe­ren­tie van mor­gen­avond 21 april 2019 ein­digt Deel Een van mijn corona-dagboek.
 

Antony Oomen
21.IV/2020
Amsterdam

 

Foto – Mar­kus Winkler