Gedachten over homo’s III – de wrange vruchten van de ziel
Het is waarschijnlijk geen geheim dat ik sinds enkele jaren een vriend heb van Aziatische geboorte. Een veel jongere vriend ook – bovendien een stuk kleiner dan ik. Toch zijn wij samen heel gelukkig. Ik heb hem niet gezocht of uitgekozen, noch hij mij, maar onze levens hebben elkaar gevonden zoals twee rivieren ongestoord hun weg vinden naar dezelfde bedding, om daar op te gaan in één stroom. Ik wil over ons privéleven niet al te veel kwijt, maar onze relatie is niet de uitgebluste co-existentie waarover ik het een vorige keer had.
Wacht maar af, hoor ik de verbitterde nicht al tandenknarsen, dat komt nog wel! Het is over dit eigenaardige cynisme dat ik het wil hebben.
Aanleiding vormt een curieuze ontmoeting die ik kort geleden had in de Brabantse hoofdstad Den Bosch. Ik was er voor mijn werk en had voor het gemak (en vanwege werkzaamheden aan het spoor) mijn intrek genomen in een lokale herberg. Buiten werktijd wandelde ik graag door de historische Bossche binnenstad. Halverwege de week liep ik daar een oude bekende tegen het lijf: de ooit in Noord Brabant wereldberoemde psychiater Bram van Zon. We maakten voor ’s anderdaags een lunchafspraak.
Ik ken Bram nog uit mijn Brabantse jaren. Hij mocht zich er graag op laten voorstaan in één oogopslag een psychiatrische diagnose te kunnen stellen. ‘Beantwoord mijn vraag en ik zeg u wie u bent,’ bralde Bram als hij in het plaatselijke café weer eens een borrel te veel op had. Toen ik een keer spottend opperde dat hij dat kunstje dan maar eens moest vertonen in het tv-programma Wedden Dat van wijlen Jos Brink, was hij diep beledigd en wilde met me op de vuist.
Hoe Bram precies meent iemand ter plekke te kunnen doorgronden, ik ben er nooit achter gekomen (laat staan waarom). Is hij eigenlijk wel bevoegd om zich op het gladde ijs van de zielkundige diagnostiek te wagen? Ik heb het me meer dan eens afgevraagd: zijn diagnoses volgen steevast de trend die de waan van de dag voorschrijft. Hadden lange tijd vooral de narcistische en de borderline persoonlijkheidsstoornis zijn voorkeur, tegenwoordig stelt hij graag stoornissen vast in het autismespectrum, zo bleek tijdens onze lunch op een zonnige doordeweekse dag in juli.
Bram van Zon praat behalve over zichzelf het liefst over anderen en vrijwel iedereen die vandaag de revue passeerde, leed ofwel aan het syndroom van Asperger of was anders wel ‘een typisch geval van PDD-NOS’. Een enkeling verdacht hij trouwens tussendoor van het Münchhausensyndroom, waarbij hij mij vervaarlijk aankeek alsof hij zeggen wilde: pas jij maar op, vriend. In een ver verleden had hij me in een dronken bui inderdaad al eens uitgemaakt voor simulant.
Voor depressieve of bipolaire aandoeningen heeft Bram vreemd genoeg geen oog. Ik heb hem er in elk geval nooit over gehoord. Daarentegen zou het mij niet verbazen als hij zelf regelmatig aan heftige gemoedswisselingen ten prooi valt. Maar hij is – niet geheel zonder zelfspot – naar eigen zeggen ‘therapieresistent’. En waar therapie à priori geen baat heeft, is diagnose uiteraard overbodig.
Bram is een zwaarlijvige homoseksuele man van tegen de zestig en een verwoed roker. Zolang ik hem ken rookt hij aan de lopende band zware shag van het merk Javaanse Jongens. (‘Nóg liever dan dat ik een Javaanse jongen shag, zet ik hem in vuur en vlam,’ was vroeger een van zijn fameuze, onbegrepen foute grappen.) Hij kan zijn ‘saffies’ met één hand draaien. Hij houdt ze tussen duim en wijsvinger vast, totdat hij er bijna de vingertoppen aan brandt. Dan haalt hij met de andere hand uit zijn vestzak een etuitje tevoorschijn, tovert daar een soort pincet uit met behulp waarvan hij het resterende stompje verder oprookt tot het met het blote oog niet meer waarneembaar is, al komt er nog steeds wel rook uit. En terwijl hij deze rechtstreeks diep de longen in zuigt, kijkt hij woest om zich heen, speurend naar een mogelijk object voor zijn diagnostische talent.
Op het zonovergoten Brabantse terras viel zijn oog nu op een tweetal mannen van onze leeftijd die hand in hand aan kwamen lopen. Net toen ik overwoog mijn waarneming over het nihilistische karakter van veel mannenrelaties maar eens bij te stellen, brieste Bram: ‘Moet je dat daar nou zien!’ De aanblik van deze even terloopse als vanzelfsprekende innigheid tussen twee volwassen mannen, waarvan er eentje nota bene een baard had, was hem duidelijk te veel. Het zweet brak hem uit. Hij wendde zich af en trok wit weg.
‘Potsierlijk,’ zo luidde zijn oordeel, dat met dezelfde onverbiddelijke stelligheid werd geponeerd als gewoonlijk zijn psychodiagnostische bevindingen. ‘Homoseksuele relaties vind ik potsierlijk. Mannen moeten met elkaar drinken en converseren, niet knuffelen. Een intellectuele mannenvriendschap, verder mag het niet gaan,’ ronkte hij. Ik hoorde ervan op. Had hij zelf niet tot voor kort nog verkering gehad met een veel jonger vriendje? Afkomstig uit een ‘importland’ nog wel, zoals dat in zijn kringen heette.
Mij schoot op dat moment een waarneming te binnen van de Nederlandse dichter Cees Buddingh: de afgunst grenst aan de minachting, zoals de liefde grenst aan de haat. Bram van Zon moest wel hartgrondig de pest aan mij hebben.
‘Maar Bram, hoe kijk jij dan eigenlijk tegen mijn relatie aan?’ Emotieloos keek hij me recht in de ogen. Ik hield de adem in.
‘Een grotesk cliché,’ vonniste Bram hardvochtig.
De kilte in zijn stem deed mij huiveren in de zomerzon. Hier tekenden zich de contouren af van onze nog prille herenvriendschap. De messen waren geslepen.
Antony Oomen
9.VII/2013
Amsterdam
*Elke gelijkenis met een bestaand persoon is een product van uw eigen verbeelding.
Één gedachte over “Gedachten over homo’s III – de wrange vruchten van de ziel”
Comments are closed.