Hersenspinsels
De afgelopen 38 dagen – ja, we tellen de dagen – heeft mijn brein zich van onvermoede kanten laten kennen. Kan ik normaal gesproken wat verstrooid zijn en soms vergeetachtig, de afgelopen vijf weken en drie dagen kon ik amper ergens mijn kop bijhouden. Het mag een wonder heten dat ik gewoon heb gewerkt en zowaar enige productiviteit aan de dag gelegd. Op de automatische piloot heet dat. Maar de tel raakte ik niet kwijt.
Toen ik laat op de avond van 17 juli bevestigd kreeg wie er aan boord waren van MH17, heb ik het uitgeschreeuwd. Nog springen mij de tranen in de ogen als ik aan dat afgrijselijke moment terugdenk. De volgende ochtend gebeurde iets wat ik bij mijn weten van mijn leven nog niet heb meegemaakt. Ik werd wakker, opende mijn ogen en dikke tranen liepen over mijn gezicht. Nee, ik had niet de hele nacht in mijn slaap liggen huilen, mijn hoofdkussen was nog droog. Kon je dit eigenlijk wel huilen noemen? Het bewustzijn dat zich meteen bij het ontwaken moet verdrinken in een tranenbad.
Enkele weken geleden fietste ik van de sportschool naar huis. Op de Prinsengracht, ongeveer ter hoogte van Het Molenpad, besloot mijn brein autonoom dat het niet waar was. Het is niet waar, wist ik zeker. Maar nog voordat ik een zucht van verlichting kon slaken, was het moment al voorbij en slaakte ik in plaats daarvan een erbarmelijke kreet. NEE! Zelfs aan de overkant van de gracht keek men verschrikt uit het raam. Ik schaamde me.
Toen ik later hoorde dat de lichamen van mijn dierbaren waren geïdentificeerd, bleek er ergens in mijn hoofd nog een minuscule geheime ruimte te bestaan. In die ruimte bestond de mogelijkheid dat het misschien, heel onwaarschijnlijk maar toch, heel misschien niet waar hoefde te zijn. Deze opening in de geest werd bij het bericht van de identificatie met een enorme kracht dichtgedrukt. Ik hapte naar adem.
En steeds poogt de geest vermoeid en vergeefs om voor de geschiedenis andere wendingen te bedenken. Wat als?
Wat bijvoorbeeld als het Westen wél tijdig zijn tanden had laten zien in Syrië, zoals een goede vriend opperde. Zou Poetin dan niet even achter zijn oren hebben gekrabd alvorens aan zijn onbezonnen avontuur in de Krim en Oost-Oekraïne te beginnen? De collega met wie ik deze gedachtengang graag eens had willen verkennen, leeft niet meer.
Ook degene die mij de eer gaf van zijn onvoorwaardelijke vriendschap, die waardering had voor mijn manier van denken en formuleren en altijd blij was met goede ideeën en een kritische dialoog, ook hij leeft niet meer. Bij wie kan ik nu terecht, wat heb ik nu nog te betekenen? Ik moet hard nadenken.
Elke gedachte wordt gesmoord. Ik vergeet de naam van de goede bekende die ik zojuist nog liefdevol heb horen spreken op de uitvaart. Ik ben steeds alles kwijt. Ik zoek naar mijn telefoon terwijl ik aan het bellen ben, naar mijn bril die ik gewoon op heb. Ik ben mijzelf regelmatig kwijt. Ik hoor iemand zingen en de woorden van de dichter galmen in mijn verslagen hoofd.
“Bij het komen van de herfst is hij weggegaan.
Nu ben ik zelf niet meer want ik ben meegegaan.”
Antony Oomen
24.VIII/2014
Amsterdam