Maar, alleen
Ik ben een man van bijna zestig jaar.
Als ik wil pak ik de telefoon en bel mijn moeder.
Voor een praatje. Voor goede raad.
Als ik treurig ben, troost zij mij.
Als ik stout ben, spreekt ze mij vermanend toe.
Maar: een ander kind is zijn moeder kwijt.
Een moeder ziet haar kind niet.
Een vader zijn zoon nooit, zijn dochter.
De kinderen zijn verloren. De ouders weg.
Wij zijn geslagen maar staan wankel overeind.
Maar: ons hoofd doet het nog
Al zit het vol water dat eruit moet.
Tranen moeten ons gemoed koelen
Want anders ontploffen wij verbijsterd van razernij.
En is onze taak nu niet: troosten?
Maar: valt hier tegenop te troosten?
Hebben wij het kind wat te bieden?
Wat zeggen wij tegen de vader, de zoon?
Hoe houden wij de moeder vast?
Waarom weten wij zo weinig?
Hoor:
Ik wil mijn zoon terug, schreeuwt de moeder tegen de bruut.
Waar heb je mijn dochter gelaten, roept de vader.
Wat heb je gedaan? Wat heb je aangericht?
En ik stamel nog:
Ik wil mijn moeder wel met je delen.
Haar hart is groot. Zij is een wijze vrouw.
Maar niets, neen niets, helemaal niets
Zal het veranderen aan je alleenheid
Alleen... Maar... Alleen.
Antony Oomen
21.VII/2014
Amsterdam